19613 |
bezem |
bezem:
beͅsəm (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
bɛsəm (Q033p Oirsbeek),
Zie tekening: 1 (links)
bessĕm (Q033p Oirsbeek),
borstel:
Zie tekening: 3 (rechts)
beuštĕl (Q033p Oirsbeek)
|
bezem [RND], [SGV (1914)] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
štīəl (Q033p Oirsbeek)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
19302 |
bezig |
aan de gang:
aan de gang (Q033p Oirsbeek)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21299 |
bezoek |
bezoek:
bezeuk (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
bezök (Q033p Oirsbeek)
|
bezoek [SGV (1914)] || de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21509 |
bezoeken |
bezoeken:
kranke bezeukə (Q033p Oirsbeek)
|
een zieke bezoeken [randen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
27664 |
bezoekersbad |
bezoekersbad:
bǝzø̄kǝrsbat (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Domaniale])
|
Volgens de informant van Q 15 was het bezoekersbad geen aparte badruimte maar was het een gedeelte van het directie- en hoofdopzichtersbad. Directie en hoofdopzichter hadden een meer private badruimte dan de mijnwerker. Bezoekers werden naar gelang hun status ondergebracht in het meesteropzichters-, opzichters-, meesterhouwers- of ingenieursbad, aldus de informant van Q 113. Dames gingen altijd na het bezoek in het bad van de bedrijfsleiding. [N 95, 70; monogr.]
II-5
|
18827 |
bezorgd |
bezorgd:
bəzörgt (Q033p Oirsbeek),
ongerust:
ongerös (Q033p Oirsbeek)
|
ongerust zijn, vol kommer en zorg zijn (d) [betusseld, betimperd, zorg hebben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25654 |
bezorgen |
rondbrengen:
runtjbręŋǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Brood thuis bezorgen. Het woordtype "kremeren" duidt op het feit dat het brood niet door de rondbrenger gebakken is maar dat het door een grote bakkerij of broodfabriek geleverd wordt. Een eventueel opgegeven object "brood" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 99a, N 29, 99b; N 29, 100 add.; monogr]
II-1
|
19298 |
bezwaarlijk |
bezwaarlijk:
besjweerlik (Q033p Oirsbeek)
|
zwaar vallend [bezwaarlijk, kwalijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18009 |
bezwijming |
flauwte:
flautə (Q033p Oirsbeek),
flauwte (Q033p Oirsbeek),
onmacht:
onmag (Q033p Oirsbeek)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|