e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ranken van de wingerd scheuten: scheut (Oirsbeek) [SGV (1914)] I-7
ranzig garstig: gààsjig (Oirsbeek), gats: gats (Oirsbeek, ... ), gatsj (Oirsbeek), sterk: sjterk (Oirsbeek) garstig spek [..] [SGV (1914)] || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)] || spek [garstig~] [SGV (1914)] III-2-3
rapen rapen: rāpǝ (Oirsbeek) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Oirsbeek, ... ) rasp [SGV (1914)] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
raspen raspen: raspe (Oirsbeek, ... ), raspə (Oirsbeek, ... ), rijven: rieve (Oirsbeek, ... ) raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)] III-2-1, III-2-3
rat rat: rat (Oirsbeek) rat [SGV (1914)] III-4-2
ratelpopulier vuilboom: WLD  voelboom (Oirsbeek) De ratelpopulier; heeft bijna ronde bladeren met een gegolfde rand die aan lange platte stelen zitten; bij een beetje wind bewegen ze schuin langs elkaar, wat een ritselend geluid geeft (drilboom, vuilboom, klater, fledderaar, klaterteer, klatelleer). [N 82 (1981)] III-4-3
rauw groen: greun (Oirsbeek), rauw: rauw (Oirsbeek, ... ) rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)] III-2-3
ravotten ringen: ringe (Oirsbeek) Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
razen en tieren razen: raosə (Oirsbeek), raozə (Oirsbeek), tekeergaan: tekĭĕrgaon (Oirsbeek) luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)] III-1-4