e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruzie maken ruzing maken: ruzing makə (Oirsbeek) ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] III-3-1
sacristie sacristie: sakrischtie (Oirsbeek) gerfkamer [SGV (1914)] III-3-3
samenspannen houden: houtə (Oirsbeek) samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)] III-3-1
sandaal sandaal: sandaal (Oirsbeek, ... ) sandaal [N 24 (1964)] III-1-3
sap in planten sap: ideosyncr.  saap (Oirsbeek), WLD  sààp (Oirsbeek) Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] III-4-3
sap van een vrucht sap: ideosyncr.  saap (Oirsbeek, ... ), WLD  saap (Oirsbeek), sààp (Oirsbeek) Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] I-7
saus saus: sááws (Oirsbeek) saus [RND] III-2-3
sauslepel sauslepel: saus-laepel (Oirsbeek) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
savooiekool savooie: savoeje (Oirsbeek), savooiemoes: savoije moos (Oirsbeek), savooije moos (Oirsbeek), schelk: WLD  sjelk (Oirsbeek), witmooe: ideosyncr.  witmoos (Oirsbeek) [N Q (1966)]De witgele sluitkool met gekrulde bladeren; savooikool, die zeer dicht geplant wordt en zonder vaste krop geoogst (schelk). [N 82 (1981)] || savooie kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
scapulier scapulier: sjappeleer (Oirsbeek) Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)] III-3-3