e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaatsen schaatsen: sjaatse (Oirsbeek, ... ), Thans wordt het zo genoemd.  sjaatse (Oirsbeek), uit de strikschoen uitgaan?: uit de sjtriksjoen oetgaoë (Oirsbeek) Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] || Zich voortbewegen op schaatsen [schaatsen, schaverdijnen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schacht schacht: šax (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) De vertikale verbinding tussen het ondergrondse en het bovengrondse deel van een mijn. De schacht wordt niet alleen gebruikt voor het transport van personeel, kolen en materiaal, maar ook voor de luchtverversing. [N 95, 73; monogr.; Vwo 674; Vwo 637; Vwo 429; Vwo 122] II-5
schachtbok, schachttoren schachtbok: šaxbok (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I]), šaxbuk (Oirsbeek  [(Emma)]   [Maurits]) De bovengrondse stalen of betonnen constructie waarin de schachtwielen zijn gemonteerd. [N 95, 12; N 95, 74; monogr.; N 95, add.; Vwo 108; Vwo 676; Vwo 678] II-5
schachtdeksel schachtdeksel: [schacht]dɛksǝl (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het deksel waarmee de uitstromingsschacht is afgesloten om te verhinderen dat de hoofdventilator buitenlucht aanzuigt in plaats van de verbruikte lucht uit de mijn. Het deksel wordt door de liftkooi automatisch geopend. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste opgaven zie men het lemma Schacht. [N 95, 76; monogr.] II-5
schachtton kiebel: kibǝl (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Ton die gebruikt wordt om bij het delven van de schachten personeel en materiaal naar beneden te laten en losgemaakte stenen naar boven te hijsen. [N 95, 77; monogr.; Vwo 39; Vwo 379] II-5
schachtwiel kabelschijf: kābǝlšīf (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), schachtrad: šaxtrāt (Oirsbeek  [(Emma)]   [Maurits]) De twee of vier grote kabelschijven die in de schachtbok zijn gemonteerd. Via deze schijven loopt de kabel die de verbinding vormt tussen de kooien en de ophaalmachine. Twee kabelschijven draaien steeds paarsgewijs maar in de omgekeerde richting, omdat de ene kooi daalt terwijl de andere stijgt. Het woordtype "molette" is volgens de invuller uit K 361 verouderd. [N 95, 75; N 95, 80; monogr.; Vwo 523] II-5
schaden (ww.) scha doen: schaa doo (Oirsbeek) schaden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4
schaduw, lommer scheem: de šeem (Oirsbeek), scheem (Oirsbeek), sjééjm (Oirsbeek) (de) schaduw [DC 23 (1953)] || schaduw [SGV (1914)] || schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schaft botterham: butǝram (Oirsbeek  [(Emma)]  ) De invuller uit Q 121c merkt voor de Domaniale mijn op dat de schaft duurde van half elf tot kwart voor elf. [N 95, 55; N 95, 53a; N 95, 53b; N 95, 50; monogr.; Vwo 494; Vwo 498; Vwo 679] II-5
schaftboterhammen botterhammen: (enk)  butǝram (Oirsbeek  [(Emma)]   [Maurits]) Boterhammen die mee ondergronds werden genomen. "Dobbelen" waren dubbele boterhammen die men at tijdens de pauze. [N 95, 51; monogr.] II-5