19707 |
sport van een stoel |
lat:
lat (Q033p Oirsbeek)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)]
III-2-1
|
18532 |
sportvest |
sporttrui:
sjporttrui (Q033p Oirsbeek)
|
damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19359 |
spotten |
spotten:
schpotte (Q033p Oirsbeek),
sjpottə (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
zwanzen:
Van Dale: zwanzen, (gew.) grappen vertellen; streken uithalen.
zjwansə (Q033p Oirsbeek)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || spotten [SGV (1914)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
schpreeuw (Q033p Oirsbeek),
sjprieuw (Q033p Oirsbeek),
špreeuw (Q033p Oirsbeek)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw [SGV (1914)] || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kalle (Q033p Oirsbeek),
kallen (Q033p Oirsbeek),
kallə (Q033p Oirsbeek),
spreken:
schprêke (Q033p Oirsbeek),
sjpreke (Q033p Oirsbeek)
|
praten [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || spreken [SGV (1914)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
24994 |
sprenkelen |
sprenkelen:
sjprenkelə (Q033p Oirsbeek),
sprinkelen:
sjprinkelə (Q033p Oirsbeek)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27839 |
springstof |
munitie:
minytsi (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Domaniale])
|
Ontplofbare stof die wordt gebruikt voor het schieten. De springstoffen worden verdeeld in drie klassen: dynamiet, brisante springstoffen en S.G.P. springstoffen (Defoin pag. 138). Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Veiligheidsspringstof. Wat betreft het woordtype "poeder", deze term was oorspronkelijk van toepassing op springstof die niet in patronen verpakt werd. Deze wordt nu haast niet meer gebruikt maar de benaming is blijven bestaan voor springstof in het algemeen. [N 95, 419; N 95, 420; monogr.; Vwo 609]
II-5
|
24609 |
springzaad |
balsemien:
balsemien (Q033p Oirsbeek)
|
Balsemien (impatiëns balsemina). De bovenste bladeren niet in kransen om de stengel. De stengel groeit rechtopstaand, meestal weinig vertakt en ongeveer 1/2 m hoog of lager. De bloemen zijn rood, wit of gevlekt, haast altijd …gevuld", alleenstaand of in g [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
schprinkhaan (Q033p Oirsbeek),
sjprinkhaan (Q033p Oirsbeek)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
schprootele (Q033p Oirsbeek),
sjprootele (Q033p Oirsbeek)
|
sproet(en) [SGV (1914)] || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|