e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

Gevonden: 5037
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bliksem, bliksemflits bliksem: bliksem (Oirsbeek, ... ), bliksemstraal: een bliksemsjtraol (Oirsbeek) bliksem [SGV (1914)] || bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemen bliksemen: het bliksemt (Oirsbeek, ... ), weerlichten: het waerleecht (Oirsbeek) bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [SGV (1914)] III-4-4
blikslager blikslager: blēkšlēgǝr (Oirsbeek) Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.] II-11
blinde schacht, tussenschacht tussenschacht: tøǝšǝšax (Oirsbeek  [(Emma)]   [Domaniale]) Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804] II-5
blinde vink blinde vink: Binnenin is gehakt en een stukje spek  blinde vik (Oirsbeek), slavink: Binnenin gehakt en dit omwikkeld door een dun stukje spek.  slavink (Oirsbeek) Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)] III-2-3
blindemannetje spelen blinde-eend: blenj aenj (Oirsbeek), blindemannetje: blenjemenneke (Oirsbeek) Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)] III-3-2
blinken, glimmen, glanzen blinken: blinkə (Oirsbeek, ... ) een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)] III-4-4
bloed bloed: bloot (Oirsbeek), bloud (Oirsbeek) bloed [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
bloed roeren bloed roeren: blōt rø̄rǝ (Oirsbeek) Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.] II-1
bloedaders bloedaderen: blōtǭrǝ (Oirsbeek) Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c] I-11