25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksem (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek,
Q033p Oirsbeek),
bliksemstraal:
een bliksemsjtraol (Q033p Oirsbeek)
|
bliksem [SGV (1914)] || bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
het bliksemt (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
weerlichten:
het waerleecht (Q033p Oirsbeek)
|
bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [SGV (1914)]
III-4-4
|
31184 |
blikslager |
blikslager:
blēkšlēgǝr (Q033p Oirsbeek)
|
Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.]
II-11
|
27763 |
blinde schacht, tussenschacht |
tussenschacht:
tøǝšǝšax (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Domaniale])
|
Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804]
II-5
|
20686 |
blinde vink |
blinde vink:
Binnenin is gehakt en een stukje spek
blinde vik (Q033p Oirsbeek),
slavink:
Binnenin gehakt en dit omwikkeld door een dun stukje spek.
slavink (Q033p Oirsbeek)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22353 |
blindemannetje spelen |
blinde-eend:
blenj aenj (Q033p Oirsbeek),
blindemannetje:
blenjemenneke (Q033p Oirsbeek)
|
Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
blinkə (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
bloot (Q033p Oirsbeek),
bloud (Q033p Oirsbeek)
|
bloed [N 10 (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
25384 |
bloed roeren |
bloed roeren:
blōt rø̄rǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.]
II-1
|
34097 |
bloedaders |
bloedaderen:
blōtǭrǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c]
I-11
|