34295 |
tuiertouw, tuierketting |
spanzeel:
španzēl (Q033p Oirsbeek)
|
Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b]
I-11
|
19772 |
tuin |
hof:
hoaf (Q033p Oirsbeek)
|
hof [SGV (1914)]
III-2-1
|
33506 |
tuinbonen |
morenbonen:
ideosyncr.
moerebonen (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
wolbonen:
ideosyncr.
wulbonen (Q033p Oirsbeek),
wollebonen:
ideosyncr.
wulbonen (Q033p Oirsbeek),
WLD
wölleboon (Q033p Oirsbeek)
|
Een jonge tuinboon die men met schil en al eet (wilde wan, wollenwantje, pulleke, spekboon, sluimererwt). [N 82 (1981)] || Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)]
I-7
|
30191 |
tuinen |
beklenen:
bǝklē̜nǝ (Q033p Oirsbeek),
bijklenen:
bīklē̜nǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Vlecht- en pleisterwerk herstellen of vernieuwen. Het lemma bevat algemene benamingen voor het herstelwerk aan vakwerk, maar ook termen die specifiek het repareren van het pleisterwerk ('bijplekken', 'bijklenen', 'plaasteren', etc.) of het aanbrengen van nieuw vlechtwerk ('hervitsen', 'opnieuw vitsen', etc.) aanduiden. Het woordtype 'tuinen' is ook in L 332, Q 28 en Q 98 bekend. Het wordt daar echter uitsluitend gebruikt voor het dichten van hagen of het afrasteren van weilanden. [N 4A, 53i]
II-9
|
19749 |
tuinhuisje |
zomerhuisje:
zomerhuske (Q033p Oirsbeek)
|
priëel [SGV (1914)]
III-2-1
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
ideosyncr.
kervel (Q033p Oirsbeek),
WLD
kirvəl (Q033p Oirsbeek)
|
Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)]
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
bomkwekər (Q033p Oirsbeek)
|
[RND 08]
I-7
|
18710 |
tuinwant |
doornhaas:
däöreheisje (Q033p Oirsbeek),
döörheisje (Q033p Oirsbeek)
|
wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19512 |
tuit |
tuitel:
teutel (Q033p Oirsbeek)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20746 |
tulband |
koek:
kook (Q033p Oirsbeek)
|
Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|