21491 |
tussenpersoon |
maquignon (fr.):
makeljon (Q033p Oirsbeek)
|
een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21618 |
twee centiem |
cent:
ene cent (Q033p Oirsbeek)
|
koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32958 |
tweede klaveroogst |
tweede kleesnid:
twīǝdǝn klīǝšnīt (Q033p Oirsbeek)
|
In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c]
I-3
|
24495 |
twijg, jonge tak |
goets:
ideosyncr.
guts (Q033p Oirsbeek)
|
Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33327 |
u-vormige hoeve |
open goed:
ōpǝ gōt (Q033p Oirsbeek)
|
De bebouwing ligt in hoefijzervorm; de binnenplaats is aan drie zijden gesloten door woonhuis, stallen en schuren. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de U-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 5. [N 4A, 3]
I-6
|
33597 |
ui, ajuin |
un:
mv. unne
un (Q033p Oirsbeek)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
33788 |
uier |
udder:
ødǝr (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek,
Q033p Oirsbeek)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12, I-9
|
34157 |
uieren |
beginnen te udderen:
(de koe begint te) nødǝrǝ (Q033p Oirsbeek),
udderen:
ødǝrǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.]
I-11
|
24260 |
uil |
uil:
uul (Q033p Oirsbeek)
|
uil [SGV (1914)]
III-4-1
|
27569 |
uitbetaling van loon |
afrekening:
āfrēǝkǝneŋ (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma]),
loondag:
luǝndāx (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het loon kan per dag, om de veertien dagen of om de maand uitbetaald worden. In dit lemma komen algemene benamingen voor de uitbetaling van loon voor maar ook benamingen die specifiek duiden op een veertiendaagse uitbetaling of een maandelijkse. Het woordtype "quinzaine" kan naast een veertiendaagse uitbetaling ook wel het loon aanduiden dat om de maand betaald wordt. [N 95, 973; N 95, 975; N 95, 28; monogr.; Vwo 168; Vwo 171; Vwo 416; Vwo 437; Vwo 578; Vwo 590]
II-5
|