30272 |
vergaring |
gutten:
gø̜tǝ (Q033p Oirsbeek)
|
De verbindingen of de raakvlakken tussen de uiteinden van de velgblokken. [N 17, 66; N G, 45c, monogr]
I-13
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergeetmenietje (Q033p Oirsbeek)
|
Vergeet-mij-nietje (myosotis palustris 15 tot 50 cm groot. De stengels zijn meestal kantig; de bladeren zijn verspreid; de bloemen zijn vrij groot en hemelsblauw met gele kroonschubben; de kelk heeft korte, aangedrukte haren. Bloeitijd in mei tot septem [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19251 |
vergeetachtig |
vergeetachtig:
vergéétegtig (Q033p Oirsbeek),
vergetelijk:
vergètelik (Q033p Oirsbeek)
|
zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19597 |
vergiet |
groentenzij:
om groente te wassen
greuntezie (Q033p Oirsbeek),
zij:
zie (Q033p Oirsbeek)
|
Vergiet. Hoe noemt men de van gaten voorziene schotel (gemaakt van aardewerk, email of blik), die wordt gebruikt om b.v. gewassen groente te laten uitdruipen? [DC 14 (1946)] || zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18054 |
vergiftigen |
vergeven:
vergaeve (Q033p Oirsbeek),
vergiftigen:
vergiftigə (Q033p Oirsbeek)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergeuje (Q033p Oirsbeek)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
21412 |
verhaal |
vertelsel:
vertelsel (Q033p Oirsbeek)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwerme (Q033p Oirsbeek),
warmen:
wermə (Q033p Oirsbeek),
wèrremə (Q033p Oirsbeek)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21660 |
verhogen |
<omschr.> het moet meer kosten:
ps. letterlijk overgenomen!
het mot zoevööl mieë koste (Q033p Oirsbeek)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21726 |
verhoren |
verhoor (zn.):
verheur (Q033p Oirsbeek)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|