17804 |
brengen |
brengen:
bringe (Q033p Oirsbeek)
|
brengen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
help:
helpe (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
brök (Q033p Oirsbeek)
|
breuk [SGV (1914)]
III-1-2
|
33752 |
breukhengst |
slecht gesneden:
šlɛxt gǝšnēi̯ǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Een hengst waarbij door het castreren een darmuitstulping optreedt. [N 8, 61c]
I-9
|
28076 |
breuklijn |
breuklijn:
brøǝklęjn (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Laura, Julia])
|
De lijn waarlangs het dakgesteente moet afbreken, wanneer de ondersteuningen geroofd worden. [N 95, 579; monogr.]
II-5
|
28074 |
breukpijler |
breukpijler:
brøǝkpęjlǝr (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma])
|
Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte wordt gevuld door het beheerst laten instorten van het dakgesteente. Dit wordt bereikt door in dit deel van de pijler de ondersteuningen weg te nemen (zie ook het lemma Roven). [N 95, 361; N 95, 578; monogr.; N 95, 545]
II-5
|
23316 |
brevier |
brevier (<lat.):
breveer (Q033p Oirsbeek)
|
brevier [SGV (1914)]
III-3-3
|
21250 |
brief |
brief:
bre.f (Q033p Oirsbeek),
breef (Q033p Oirsbeek)
|
brief [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
21205 |
briefkaart |
briefkaart:
breefkaart (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34651 |
brik |
jachtwagen:
jaxwāgǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Vierwielig hoog rijtuig waar men van achteren in gaat en waarin de banken tegen de zijwanden van de bak geplaatst zijn. De koetsier heeft een aparte bok. Dit type rijtuig werd vaak door deftige heren gebruikt om op jacht te gaan. [N 17, 5; N 101, 11; N G, 51; monogr]
I-13
|