34273 |
de stal uitmesten |
mesten:
mestǝ (Q033p Oirsbeek)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
34626 |
de stortkar doen achteroverslaan |
opslaan:
ǫpšlǭ (Q033p Oirsbeek)
|
De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88]
I-13
|
18062 |
de stuipen hebben |
de begaving hebben:
begaoving höbbə (Q033p Oirsbeek)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19859 |
de tafel dekken |
de tafel klaarmaken:
de taofel klaormake (Q033p Oirsbeek),
dekken:
dekkə (Q033p Oirsbeek),
tafel vaardigmaken:
taofel véérdig makə (Q033p Oirsbeek)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
19640 |
de was blauwen |
(de) was blauwen:
de wèsch blauwe (Q033p Oirsbeek)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleeken (Q033p Oirsbeek)
|
het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
schpeule (Q033p Oirsbeek)
|
spoelen [SGV (1914)]
III-2-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
na(ar) de beer gaan:
nǭ dǝ bīr gǭ (Q033p Oirsbeek)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
25312 |
decimeter, maat van 10 cm |
decimeter:
decimeter (Q033p Oirsbeek)
|
de maat die een lengte van 10 cm aangeeft, 1/10 deel van een meter [sol, palm, decimeter] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20808 |
deeg |
deeg:
deeg (Q033p Oirsbeek)
|
deeg [SGV (1914)]
III-2-3
|