32201 |
draaiguts |
draaigots:
driǝgutš (Q033p Oirsbeek)
|
De holronde beitel die tijdens het draaien wordt gebruikt voor het aanbrengen van profielen op de naaf. De draaiguts rust daarbij op de leunspaan van de draaibank. Zie ook afb. 183. [N G, 26b; N 53, 39e]
II-12
|
33727 |
draaihek |
veken:
vē̜kǝ (Q033p Oirsbeek),
vouwere:
vawǝrǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|
24950 |
draaikolk |
kolk:
kolk (Q033p Oirsbeek),
kollək (Q033p Oirsbeek)
|
kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33445 |
draaipin van een zware deur of poort |
scheer:
šīr (Q033p Oirsbeek)
|
Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.]
I-6
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
dracht:
WLD
dragt (Q033p Oirsbeek)
|
Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34160 |
drachtig |
dragend:
drāgǝnt (Q033p Oirsbeek),
vol:
vǫlǝ (Q033p Oirsbeek)
|
[N 3A, 33]
I-11
|
33873 |
drachtige merrie |
dragend:
drāgǝnt (Q033p Oirsbeek)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
17806 |
dragen |
dragen:
drage (Q033p Oirsbeek),
drágĕ (Q033p Oirsbeek)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
dragen:
drààgə (Q033p Oirsbeek),
⁄t ies dreegt (Q033p Oirsbeek),
houden:
houtə (Q033p Oirsbeek)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20500 |
drank |
drank:
drànk (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
drinken:
drink mich get
drinke (Q033p Oirsbeek)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)]
III-2-3
|