25131 |
druipen van de regen |
druipen:
druupe (Q033p Oirsbeek),
hê droop van de rêge (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
druppen:
hê drupt van de rêge (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
droevetros (Q033p Oirsbeek)
|
druiventros [SGV (1914)]
I-7
|
21817 |
druk praten |
ratelen:
raatelə (Q033p Oirsbeek)
|
druk praten [stemmen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17896 |
drukken |
duwen:
dūūjə (Q033p Oirsbeek),
dŭŭjə (Q033p Oirsbeek)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19274 |
drukte, gedoe |
ambras:
ambras (Q033p Oirsbeek),
complimenten:
kómpləmentə (Q033p Oirsbeek),
gedoens:
gedoons (Q033p Oirsbeek),
omstand:
omsjtènj (Q033p Oirsbeek),
ómsjtenj (Q033p Oirsbeek)
|
drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)] || een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] || gedoente [SGV (1914)]
III-1-4
|
25133 |
druppel |
druppel:
druppel (Q033p Oirsbeek),
dröppel (Q033p Oirsbeek),
enen dröppel water (Q033p Oirsbeek),
druppeltje:
dröppelkə (Q033p Oirsbeek)
|
druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32866 |
dubbel gezwad |
dobbel gemade/gemaai:
dǫbǝl [gemade/gemaai] (Q033p Oirsbeek)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|
31978 |
dubbel kruishout |
dobbel kruishout:
dǫbǝl krøtshǫwt (Q033p Oirsbeek)
|
Een kruishout met twee, onderling verstelbare kruishoutbenen die elk voorzien zijn van een kraspennetje. Het dubbel kruishout wordt gebruikt om snel evenwijdige lijnen op het hout te kunnen trekken. Zie ook afb. 102. [N 53, 191f; N G, 17b]
II-12
|
33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
grote poort:
grūtǝ [poort] (Q033p Oirsbeek),
poort:
[poort] (Q033p Oirsbeek)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|
28383 |
dubbelkettingtransporteur |
kettingtransporteur:
kettingtransporteur (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Transportinrichting voor hellend en dalend vervoer van kolen, stenen en materiaal. "Het bestaat uit een lange stilstaande ijzeren goot met omgeplooide zijden, in deze zijden zijn er twee kettingen die langs onder terugkeren. Deze twee kettingen zijn verbonden met schraapijzers die de losgemaakte kolen meenemen. De pantser wordt automatisch tegen het voortschrijdend front geschoven door persluchtcylinders. Het toestel is betrekkelijk nieuw" (Vanwonterghem pag. 169). Het woordtype "pantser" is terug te voeren op het feit dat het apparaat gewoonlijk als zijwanden een paar stevige ijzeren platen heeft. De transporteur kan als geleiding dienen voor een schaafploeg (zie het lemma Koolploeg, Koolschaaf). De woordtypen "gusto", "beien" en "prünte" duiden de fabrikanten van de apparaten aan. De dubbelkettingtransporteur vertoont enige gelijkenis met de schraapgoot. Daarom is een aantal opgaven uit dit lemma terug te vinden in het lemma Schraapgoot. [N 95, 657; N 95, 604; monogr.; Vwo 581; Vwo 582; Vwo 583]
II-5
|