e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K315p plaats=Oostham

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roos (rode uitslag) roos: roees (Oostham) hij heeft de roos (ziekte, rode uitslag, vooral in het gezicht; fr. érysipèle) [ZND 06 (1924)] III-1-2
ros ros: rǫs (Oostham) Thans is het woord ros niet meer gangbaar; het is nog wel vermeld in de enquête van Willems. In enkele dialectwoordenboeken toegelicht als "niet meer gebruikelijk". Het woord leeft nog voort in roskam(men), rosdoek, rosmolen en rossig. [Wi 16] I-9
rosmolen manège (fr.): mǝnēzi (Oostham) De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
royaal royaal (<fr.): royaol leven  royaol (Oostham) Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)] III-3-1
rozenbottel bosbes: bø͂ͅsbēzen (Oostham), hanebezie: kōͅnöbēzĕn (Oostham), hanenkul: kōͅnøkyllən (Oostham) rozebottel [ZND 02 (1923)] III-4-3
ruche frul: frøl (Oostham) Geplooid (kanten) oplegsel aan dameskleren of een geplooide gerimpelde of klokkend geknipte reep stof. Er zijn twee soorten ruches, rechte en ronde, die verschillend worden geknipt. Zie afb. 47. [N 62, 42a; MW; monogr.] II-7
rug rug: rug (Oostham, ... ), røg (Oostham) de rug [ZND 29 (1938)] || rug [ZND 06 (1924)] III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: røx (Oostham) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
rugriem rugriem: rugriem (Oostham) Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69] I-10
ruiken rieken: rie-en (Oostham), rieken (Oostham) rieken [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-1