e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K315p plaats=Oostham

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
saus saus: sèùs (Oostham) saus [RND] III-2-3
savooiekool savooi: səvūi (Oostham) [Goossens 1b (1960)] I-7
scapulier scapulier: schapelier (Oostham) Schapulier. [ZND 06 (1924)] III-3-3
schaap schaap: sxāp (Oostham), sxǭp (Oostham) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaapherder schaapherder: sxǭphęrdǝr (Oostham), schaaphoeder: sxǭphuʔǝr (Oostham), scheper: sxēpǝr (Oostham, ... ), sxē̜ ̞pǝr (Oostham) [A 48, 18a; L 1, a-m; L 26, 32a; S 13; Wi 2; monogr.]Herder die de schapen hoedt, al of niet in dienst van een baas. Het lemma ''schaapherder'' is reeds behandeld in wld I.6 (1.3.16). Onderstaande gegevens zijn een aanvulling daarop. [N 78, 1; JG 1a, 1b; N 19, L 292 add.; monogr.] I-12, I-6
schaar scheer: sxēr (Oostham) Schaar, gereedschap van kleermaker en naaister. Een goede schaar is gemaakt van staal en ijzer. Het snijvlak van de schaar moet van staal vervaardigd zijn. Het bovenoog, waarin de duim rust, is kleiner en ronder dan het onderoog waarin de vingers rusten (Papenhuyzen III, pag. 9). In dit lemma zijn de vragen ø̄Hoe noemt u de schaar in het algemeen?ø̄ (N 59, 16a), ø̄Hoe noemt u de grote schaar?ø̄ (N 59, 16b), en ø̄Hoe noemt u de kleine schaar?ø̄ (N 59, 16c) samengevoegd. Binnen dit lemma zijn de antwoorden onderverdeeld in drie groepen die beantwoorden aan de driedelige vraagstelling. Zie afb. 8. [N 59, 16a; N 59, 16b; N 59, 16c; N 62, 54; L 45, 14; L A2, 317; Gi 1.IV, 22; MW; S 30; monogr.] II-7
schaats schagerdijn: en schāāgĕrdījn (Oostham) Schaats. [Willems (1885)] III-3-2
schaatsen schaverdijnen rijden: schaoverdijnen rijen (Oostham) Ik ga schaatsenrijden. [ZND 06 (1924)] III-3-2
schaduw, lommer koeleschaai: wij zitten in de kuleschoai (Oostham), wij zitteən in də kuulə schaoəi (Oostham), lommer: lŏĕmmər (Oostham), wij zitten in den loemer (Oostham) schaduw (lommer) [RND] || Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)] III-4-4
schafttijd schofttijd: tsxoftɛt (Oostham) schafttijd [RND] III-3-1