e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niks waard niks waard: da s niks wēəd (Oostham), neks wēͅət (Oostham) Dat is niets waard. [ZND 08 (1925)] || Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
nitraat nieterzout: nitǝrzāt (Oostham) Zout van salpeterzuur. Deze stof gebruikt men eveneens ter bedwelming van de bijen. [N 63, 77c; JG 1a+1b; JG 2b-5, 10; monogr.] II-6
nok vorst: vǫǝst (Oostham) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
oester oester: oĕster (Oostham) oester [Willems (1885)] III-2-3
ogenblikje, korte tijd, eventjes beetje: bitske (Oostham), moment: moment (Oostham) een ogenblikje [ZND 04 (1924)] || even [ZND 34 (1940)] III-4-4
okkernoot okkernoot: Oostham heet "Ham" bij L.Janssen  hoekkeneute (Oostham) I-7
oksaal oksaal: eu schoe-en oksaol mee ⁄n nief eurgel (Oostham) Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] III-3-3
oliemolen slagmolen: slax[molen] (Oostham) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
omheinen afmaken: afmǭʔǝn (Oostham) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omhulsel van het teellid sluif: slø̜̄f (Oostham) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9