e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasen pasen: poaschen valt laat (Oostham) Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] III-3-3
pasgeboren kalf nuchtere mutten: nøxtǝrǝ mø.tǝ (Oostham) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pasklaar in de pas: in de pas (Oostham), pasklaar: pasklaar (Oostham) Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW] II-7
passen goed passen: het zal goed passen (Oostham), passen: passĕn (Oostham), passən (Oostham) Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)] III-1-3
pastinaak pastenaken: pastenaken (Oostham) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
pastoor pastoor (<lat.): pə’sto.ər (Oostham) pastoor [RND] III-3-3
pater pater (lat.): pu.tər (Oostham) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: patrījs (Oostham) patrijs [Willems (1885)] III-4-1
peen, wortel poten: Oostham heet "Ham" bij L.Janssen  pote (Oostham) I-7
peer, soorten peer: pēər (Oostham) [ZND 31 (1939)] I-7