20515 |
ranzig |
garst:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
geͅst (K315p Oostham),
garstig:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
gistig (K315p Oostham)
|
garstig [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rǭpǝ (K315p Oostham)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
24367 |
rat |
rat:
rat (K315p Oostham)
|
rat [Willems (1885)]
III-4-2
|
22831 |
ratel |
ratel:
raatel (K315p Oostham)
|
Ratel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20529 |
rauw |
rauw:
raa vlieəsch (K315p Oostham)
|
Rauw vlees. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
ravotten:
ravotten (K315p Oostham)
|
Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rechtveerdig (K315p Oostham)
|
Rechtvaardig. [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
rij (K315p Oostham),
ps. omgespeld volgens Frings.
rēͅ (K315p Oostham)
|
rij [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
22810 |
refrein |
refrein:
refrein (K315p Oostham)
|
Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
de regen (K315p Oostham),
dö rēgən (K315p Oostham)
|
regen [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|