e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stelen pikken: pikken (Oostham), stelen: stēlen (Oostham), [geen inf.], wel: gij stelt, hij stool, gestole  <stelen> (Oostham) stelen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-3-1
stelen, scheefslaan in het geheim wegnemen: hij heed et in t gehaaim weggenomen (Oostham), pikken: gepikt (Oostham), scheefslaan: schie-efgeslaogen (Oostham) Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)] III-3-1
stelt stelt: en staelt (Oostham) Stelt. [Willems (1885)] III-3-2
stenen pot, keulse pot pot: poͅt (Oostham) een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stengel, steel stam: stám (Oostham) Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
sterx ster: stàr (Oostham) ster [ZND 07 (1924)] III-4-4
stiekem geniepig: ook materiaal znd 1u, 65  geniepig (Oostham), heimelijk: ook materiaal znd 1u, 65  hamelijk (Oostham) geniepig [ZND 01 (1922)] III-1-4
stier stier: stīr (Oostham), var: vār (Oostham) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stɛsəl (Oostham) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijfselpap stijfsel: stɛsəl (Oostham) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1