id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17914 | verbergen | verbergen: Volt.Deelw. [*inf.] (verbeurge) (Oostham), wegsteken: wegstéken (Oostham) | verbergen [ZND 25 (1937)] III-1-2 |
30596 | verf | verf: vērǝf (Oostham) | Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.] II-9 |
30735 | verflaag | laag verf: loax ˲vɛrǝf (Oostham), lōx ˲vɛrǝf (Oostham) | Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.] II-9 |
17924 | verfrommelen | verfrommelen: verfrommelen (Oostham) | (papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)] III-1-2 |
21399 | verkeren | verkeren: vurkīēren (Oostham), vrijen: vrêên (Oostham) | vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] III-3-1 |
20367 | verkering hebben | verkeren: vurkīēren (Oostham), vrijen: vrêên (Oostham) | vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] III-2-2 |
18001 | verkillen | pitsen: m`n veoten pitsen van de kāā (Oostham) | mijn voeten killen (kittelen van de kou) [ZND 01u (1924)] III-1-2 |
18002 | verkleumd | verkleumd: ver-kleumd vanne kad (Oostham), versteven: vərstēvə van də kā (Oostham) | hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] III-1-2 |
18074 | verkouden | verkoud: ig zen verkaad (Oostham) | ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] III-1-2 |
18080 | verkoudheid | kou: ge zult ne kaa krijgen (Oostham), ich heͅm nö kā up meͅn böst (Oostham) | ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-2 |