e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doek doek: doek (Oostham), duk (Oostham) doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doek -> [wld iii 2.2] witte doek: nö wittən duk (Oostham), n’n witte doek (Oostham) een witte doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doffer, mannelijke duif kubber: keŭpper (Oostham), köpper (Oostham) duif, mannetje [ZND 01 (1922)], [ZND 18 (1935)] III-4-1
dolle kervel wilde kervel: weldǝ kęrvǝl (Oostham), wilde kervel (Oostham) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)] I-5, III-4-3
dompelen in het water steken: in t wa͂tër stēkən (Oostham), in t woter steken (Oostham), in ⁄t water steken (Oostham, ... ), water steken: ps. omgespeld volgens Frings.  watøͅr stēkən (Oostham, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderen donderen: donderen (Oostham, ... ), dundøͅrən (Oostham, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donderwolk donderzwart: ps. omgespeld volgens Frings.  dundərzjweͅt (Oostham) donderwolk [ZND 33 (1940)] III-4-4
donderx donder: donder (Oostham, ... ) donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker, duisterx donker: donker (Oostham), dunkje (Oostham) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] III-4-4
dons, nestveren duivelshaar: duvelshoar (Oostham) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1