e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gieten, hard regenen gieten: gitə (Oostham, ... ), gij giet, giete, gegoten  gieten (Oostham), gij git, hij goot, gego-en  gieʔen (Oostham), goot, gegoten  gieten (Oostham, ... ), spuiten: het watör spöt öt dö reegörboos  spöt (Oostham) gieten, gutsen [ZND 25 (1937)] || gutsen [ZND 24 (1937)] || hard regenen [ZND 33 (1940)] III-4-4
gieter gieter: gieter (Oostham, ... ) gieter [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)] III-2-1
gilde gilde: gul (Oostham, ... ) Een gilde. [ZND 35 (1941)] || Gilde. [Willems (1885)] III-3-2
gist gist: ges (Oostham), gäs (Oostham), gɛs (Oostham) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)] II-1, III-2-3
glad, glijdend glattig: ga͂leͅttig (Oostham, ... ) glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)] III-4-4
glazig glazen: geloaze (Oostham) aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)] III-2-3
glimworm lichtmadetje: lixtmōͅi̯kən (Oostham), ook ZND 01, a-m  lichtmaoitje (Oostham), ook ZND 01u, 072; ZND BrB2, 299  lichtmaoitje (Oostham), vuurmadetje: vy(3)̄rmōͅi̯kən (Oostham, ... ) glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
goed luisteren goed luisteren: goe ləstəren (Oostham) goed luisteren [ZND 30 (1939)] III-1-1
goed passen goed passen: goed passen (Oostham) Goed zitten of passen, gezegd van een kledingstuk. [N 62, 26a; MW] II-7
goedheid goedheid: ook materiaal znd 24, 20  gūdhēͅd (Oostham) goedheid [ZND 01 (1922)] III-1-4