e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haverkist, hakselkist haverkist: [haver]kest (Oostham  [(2 + haksel)]  ) De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.] I-6
hazelaar hazenotenbuist: haozeneutenbeust (Oostham), hazöneutöböst (Oostham), notenbuist: neutebuest (Oostham) hazelstruik [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazelnoot hazenoot: haozeneut (Oostham, ... ), hazeneut (Oostham) hazelnoot [ZND 26 (1937)] III-4-3
heen en weer ploegen op en neer rijden: op ǝn nēr ręi̯ǝ (Oostham) Onder heen en weer ploegen wordt verstaan de manier van ploegen waarbij men aan één kant van de akker begint en dan de ene voor naast de andere ploegt tot men tenslotte de overzijde bereikt heeft. Het volgende jaar ploegt men andersom. De akker blijft steeds vlak; er ontstaan geen verhogingen of verlagingen. Heen en weer ploegen is alleen mogelijk met een wentelploeg of met een keerploeg, een ploeg waarvan men het kouter en het riester kan verstellen. Met beide soorten ploegen kan men dus langs de laatstgeploegde voor terug ploegen. [N 11A, 117a; monogr.] I-1
heer heer: hi.ər (Oostham) heer [RND] III-3-1
hees, schor hees: hies (Oostham), hieès (Oostham), hīəs (Oostham) hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2
heet, hitsig vuil: vø͂ͅl (Oostham) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
heibezem borstel: uit brem  boͅsl (Oostham) bezem [RND] III-2-1
heilige, zalige heilige: nen helige (Oostham) Heilige. [ZND 35 (1941)] III-3-3
heizeis heizeissie: hai̯zāzi (Oostham), vlagzeissie: flagzāsi (Oostham) Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis √©√©n handvat. [JG 1a, 1b] I-8