33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]kest (K315p Oostham
[(2 + haksel)]
)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
24480 |
hazelaar |
hazenotenbuist:
haozeneutenbeust (K315p Oostham),
hazöneutöböst (K315p Oostham),
notenbuist:
neutebuest (K315p Oostham)
|
hazelstruik [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
haozeneut (K315p Oostham, ...
K315p Oostham),
hazeneut (K315p Oostham)
|
hazelnoot [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
32712 |
heen en weer ploegen |
op en neer rijden:
op ǝn nēr ręi̯ǝ (K315p Oostham)
|
Onder heen en weer ploegen wordt verstaan de manier van ploegen waarbij men aan één kant van de akker begint en dan de ene voor naast de andere ploegt tot men tenslotte de overzijde bereikt heeft. Het volgende jaar ploegt men andersom. De akker blijft steeds vlak; er ontstaan geen verhogingen of verlagingen. Heen en weer ploegen is alleen mogelijk met een wentelploeg of met een keerploeg, een ploeg waarvan men het kouter en het riester kan verstellen. Met beide soorten ploegen kan men dus langs de laatstgeploegde voor terug ploegen. [N 11A, 117a; monogr.]
I-1
|
21285 |
heer |
heer:
hi.ər (K315p Oostham)
|
heer [RND]
III-3-1
|
18015 |
hees, schor |
hees:
hies (K315p Oostham),
hieès (K315p Oostham),
hīəs (K315p Oostham)
|
hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)]
III-1-2
|
20129 |
heet, hitsig |
vuil:
vø͂ͅl (K315p Oostham)
|
heet, hitsig [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
19539 |
heibezem |
borstel:
uit brem
boͅsl (K315p Oostham)
|
bezem [RND]
III-2-1
|
23268 |
heilige, zalige |
heilige:
nen helige (K315p Oostham)
|
Heilige. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
33724 |
heizeis |
heizeissie:
hai̯zāzi (K315p Oostham),
vlagzeissie:
flagzāsi (K315p Oostham)
|
Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis één handvat. [JG 1a, 1b]
I-8
|