e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hinkelen hinkelen: hinkölen (Oostham), perkhinkelen: perkhinkelen (Oostham) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken hinkelen: hinkelen (Oostham), hinken: hinkĕn (Oostham), manken: manken (Oostham) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hinniken ruchelen: røxǝlǝn (Oostham) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoed (alg.) hoed: hūd (Oostham, ... ), hû.t (Oostham) hoed [RND] || hoed (enkelvoud - meervoud) [ZND 08 (1925)] || Hoed. Is die hoed voor u, Jef? [ZND 09 (1925)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hyǝn (Oostham), hȳjǝn (Oostham), hȳǝn (Oostham), weiden: wāǝn (Oostham) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef hoef: huf (Oostham), hūf (Oostham), hoorn: hōrǝn (Oostham  [(hele voet)]  ) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoefijzer hoefijzer: huf˱ē̜zǝr (Oostham) IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11
hoefsmid smid: smęt (Oostham) Smid die hoefijzers smeedt en paarden beslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen het lemma "smid". [N 33, 2; monogr.; JG 1a; JG 1b] II-11
hoefstal, noodstal hoefstal: hufstal (Oostham), hūfstal (Oostham) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: jennén huk (Oostham), nen hoek (Oostham) hoek [ZND 27 (1938)] III-4-4