e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huid huid: huid (Oostham), höt (Oostham), (mv)  høi̯dǝ (Oostham), vel: (mv)  vęlǝn (Oostham) [L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)] I-11, III-1-1
huif van de huifkar huif: hǭf (Oostham) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hø̜i̯fkār (Oostham) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huis, woning huis: høͅi̯s (Oostham) huis [ZND 34 (1940)] III-2-1
huishouden huishouden: høͅshawən (Oostham) Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)] III-2-1
huismus, mus mus: mŭs (Oostham) mus [Willems (1885)] III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vlieg (Oostham), 60tal opgaven in Lb, alle: vlieg  vlīx (Oostham) vlieg [Willems (1885)] || vlieg, huisvlieg [ZND 08 (1925)] III-4-2
huisweide dries: dris (Oostham) I-7
huiveren bibberen: bibberen (Oostham, ... ), rijderen: rēͅərĕn (Oostham, ... ) Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] III-1-2
hurken op zijn hukken gaan zitten: hij ging oep z`n hukken zitten (Oostham) hij hurkte neer [ZND 01u (1924)] III-1-2