e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

Gevonden: 1901
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moederplant (saxifraga stolonifera meerb.) moederplant: moērplânt (Oostrum) moederplant III-2-1
moeite moeite: moeitə (Oostrum), moejt (Oostrum) moeite, bekommernis || moeite; hij geeft zich moeite [DC 03 (1934)] III-1-4
moer moer: moer (Oostrum), moēr (Oostrum) konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)] III-2-1
moeras moeras: muras (Oostrum) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moerassig zompig: zoompeg (Oostrum), (dit is een variant van zoompeg en een jonger Venrays woord is zòmpeg).  zumpeg (Oostrum), Opm. dit is J.V. (betekent jonger Venrays - is een nieuwere Venrayse benaming).  zòmpeg (Oostrum) drassig; zompig, moerassig III-4-4
moersleutel schroevensleutel: sxruvǝslø̜tǝl (Oostrum) In het algemeen een werktuig voor het los- en vastdraaien van moeren. Zie ook de lemmata "steeksleutel", "ringsleutel", "verstekbare moersleutel", etc. Het betreft daar meer specifieke uitvoeringen van de moersleutel. [N 33, 300a; monogr.] II-11
moestuinx hof: hoͅf (Oostrum) [DC 03 (1934)] I-7
moeten moeten: mòtte (Oostrum) moeten III-1-4
mokken pruilen: proele (Oostrum) pruilen, zeuren III-1-4
mond mond: mond (Oostrum) Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] III-1-1