30560 |
pleistermortel |
plaaster:
plǫstǝr (L216a Oostrum)
|
Mortel voor pleisterwerk. Pleistermortel mag, om krimpscheuren te voorkomen, niet te vet zijn. Hij wordt dan ook meestal samengesteld uit 1 deel Portlandcement op 3 delen zand of 1 deel kalkpoeder, 1,5 deel tras en 2,5 à 3 delen zand of 1 deel Portlandcement, 1 deel tras en 5 delen zand (Zwiers II, pag. 218). Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)' geplaatste woorden en woorddelen het lemma 'Mortel'. [N 30, 38d; N 32, 37b; monogr.]
II-9
|
31482 |
plooiijzer |
plooiijzer:
plǭjīzǝr (L216a Oostrum)
|
Een in doorsnede vierkant, ijzeren balkje waarlangs plaatmateriaal in een rechte lijn gebogen wordt. Zie ook het lemma "zetbank, plooibank". [N 33, 257]
II-11
|
29417 |
plooitang |
plooitang:
plōjtaŋ (L216a Oostrum)
|
Tang met twee dwars op de tangbenen staande, brede, platte bekken waarmee metalen platen in een rechte lijn gebogen kunnen worden. Zie ook afb. 172a-b. De tang wordt vooral voor klein buigwerk gebruikt, bijvoorbeeld als men op karwei is. Vuylsteke (pag. 113) kent het woord plooitang ook voor een dubbele ijzeren staaf waartussen men metalen plaat kan buigen. Vgl. hiervoor ook afb. 172c-e. [N 33, 167; N 33, 170; N 64, 9]
II-11
|
33484 |
plukken, van fruit |
afdoen:
áfdoēn (L216a Oostrum)
|
plukken v gewassen
I-7
|
19609 |
po, nachtspiegel |
pispot:
Heb ik met de pispot gerámmeld: gezegde wanneer een buitenstaande/kind meent iets te moeten opmerken, zonder dat het gevraagd wordt In de pispot gewâsse en ien de schow gedruuëgd: gezegde voor gore was
pispot (L216a Oostrum),
troon:
òp de troeën zitte: gezegde voor kinderen die op een po zitten
troeën (L216a Oostrum)
|
nachtspiegel || po, nachtspiegel
III-2-1
|
24949 |
poel, plas |
poel:
(verkleinwoord: puleke; meervoud: puËl).
poēl (L216a Oostrum)
|
poel, plas
III-4-4
|
31211 |
poelie |
poelie:
puli (L216a Oostrum)
|
Wiel dat voorzien is van flensranden of van een groef en dat gebruikt wordt om er een drijfriem of een ketting over te laten lopen. Zie ook afb. 76 in Wld ii.3 (pag. 104) en het lemma "drijfriem". [N 33, 258; monogr.]
II-11
|
19425 |
poetsen, schoonmaken |
afdoen:
áfdoēn (L216a Oostrum),
doen:
doēn (L216a Oostrum),
Ik mòt de keuke nog do‰n, már uurst doej ik schöttelwâsse: ik moet de keuken nog doen, maar eerst ga ik de vaat wassen
doēn (L216a Oostrum),
schoonmaken:
schónmake (L216a Oostrum),
ik goj miene fiets schónmake
schónmake (L216a Oostrum)
|
poetsen || reinigen || schoonmaken || zuiveren
III-2-1
|
19468 |
poetsmiddel |
poetspommade:
poetsplemaat (L216a Oostrum)
|
koperpoets
III-2-1
|
19418 |
poken |
poken:
poeëke (L216a Oostrum),
porken:
Mit \'t raokeli‰zer ien de káchel poerke
poerke (L216a Oostrum),
rakelen:
raokele (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum)
|
poken || rakelen
III-2-1
|