e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rundvleessoep kermissoep: kermessoep (Oostrum) rundvleessoep met mergballetjes III-2-3
rups koolrups: koeëlroeps (Oostrum), rups: roeps (Oostrum) rups || rups vh koolwitje III-4-2
s woensdags s woensdags: swoensdágs (Oostrum) s woensdags III-4-4
savooiekool groenmoes: gruūnmoes (Oostrum) groene kool I-7
schaafbank, schaafmachine schaafbank: sxāf˱bāŋk (Oostrum), schaafmachine: sxāfmǝšīn (Oostrum) De werkbank of machine voor het schaven van metaal. Schaafbanken werden door de smid gebruikt bij het bewerken van platte vlakken van middelmatige breedte en lengte (Kuyper, pag. 297). Grotere voorwerpen werden vooral met behulp van een schaafmachine bewerkt. Dit werktuig was volgens verschillende respondenten niet typisch voor een smederij; het werd vooral aangetroffen in fabrieken om machinedelen zuiver vlak te schaven. [N 33, 287; N 33, 348] II-11
schaaldeel schaaldeel: sxāldiǝl (Oostrum) Wanneer een boomstam in de lengte in een aantal delen wordt gezaagd, zijn het onderste en het bovenste deel aan één zijde met schors bedekt. Men noemt die beide delen de schaaldelen. Zie ook afb. 11. [N 50, 51a; L 42, 18; monogr.] II-12
schaap schaap: sxǭp (Oostrum) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaatsen schaatsen: schétse (Oostrum) Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] III-3-2
schaatsenrijder snijder: gesnaveld insect van de orde der hydrometridaee ploteres  sneejer (Oostrum) waterloper, insect III-4-2
schaatsweer schaatsweer: schetswaer (Oostrum) schaatsweer III-4-4