24428 |
schurftmijt |
schurftmijt:
schörftmiet (L216a Oostrum)
|
schurftmijt
III-4-2
|
19869 |
schuurmiddel |
schuurzand:
schoērzând (L216a Oostrum)
|
witte zand voor het schuren van metalen potten en pannen en het aanzetten van messen op de wetplank
III-2-1
|
30685 |
schuurpapier |
schuurpapier:
sxūrpapīr (L216a Oostrum),
sxūrpǝpir (L216a Oostrum),
sxūrpǝpīr (L216a Oostrum)
|
Stevig papier waarop korrels schurend materiaal zijn aangebracht. Het schuurmateriaal van schuurpapier wordt normaal onderverdeeld in grove, middel en fijne korrel. Daartussen bestaan nog diverse gradaties, die worden uitgedrukt in nummers die ongeveer overeenkomen met het aantal korrels per vierkante centimeter. Zie ook de lemmata "schuurpapier" en "waterproof-schuurpapier" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II. 9, pag. 205. [N 33, 233; N 33, 234; N 64, 56a; N 64, 56c; monogr.] || Stevig papier waarop korrels schurend materiaal, bijvoorbeeld gemalen glas, zand, amaril of carborundum zijn aangebracht. Zie ook het lemma ɛschuurpapierɛ in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in WLD ii.9, pag. 205.' [N 53, 148a; monogr.] || Stug papier dat aan één zijde met glaspoeder of amaril beplakt is en gebruikt wordt voor het gladschuren van hout. Men onderscheidt bij schuurpapier verschillende korreldiktes. [N 67, 60a; L 42, 44; monogr.]
II-11, II-12, II-9
|
31550 |
schuursteen |
puimsteen:
pȳmstiǝn (L216a Oostrum)
|
Brok zandsteen of puimsteen voor schuurwerk. Puimsteen is een vulkanisch gesteente met een sponsachtig uiterlijk. Zie ook het lemma "puimsteen" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 205. [N 33, 260; N 33, 380; N 64, 57a; monogr.]
II-11
|
19063 |
schuw |
schouw:
schòw (L216a Oostrum)
|
bang, schuw
III-1-4
|
19160 |
schuwen |
schouwen:
schòwwe (L216a Oostrum)
|
schuwen, bang zijn voor
III-1-4
|
31328 |
sergeant |
sergeant:
sɛržant (L216a Oostrum)
|
Soort klem om werkstukken vast te klemmen. Het werktuig bestaat uit een geleider waaraan één deel van de bekken vast is bevestigd terwijl het andere deel glijdend heen en weer kan worden bewogen. In het beweegbare deel van de bekken is een draadspil aangebracht waarmee het werkstuk tegen de vaste bek wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 62. [N 33, 274]
II-11
|
19778 |
sering |
kruidnagel:
syringa
kruunnagel (L216a Oostrum),
kruinagel:
syringa
kruunnagel (L216a Oostrum)
|
sering
I-7, III-4-3
|
33526 |
siererwt |
pronkerwten:
lathyrus odoratus
proonkért (L216a Oostrum)
|
pronkerwt, siererwt
I-7
|
19385 |
sierkleedje, antimakassar |
dekje:
dekske (L216a Oostrum)
|
gehaakt, gebreid, geborduurd sierkleedje
III-2-1
|