19371 |
bliksemafleider |
bliksemafleider:
bliksemáflejjer (L216a Oostrum),
bliksemtrekker:
bliksemtrekker (L216a Oostrum)
|
bliksemafleider
III-2-1
|
31184 |
blikslager |
blikslager:
blekslē̜gǝr (L216a Oostrum)
|
Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.]
II-11
|
22057 |
bloedluis |
bloedluis:
bloēdluus (L216a Oostrum)
|
bloedluis
III-4-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloēdwaorst (L216a Oostrum)
|
bloedworst
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloēdzūger (L216a Oostrum)
|
bloedzuiger
III-4-2
|
24470 |
bloei |
bloeitijd:
bläöjtied (L216a Oostrum)
|
bloeitijd
III-4-3
|
24523 |
bloeien |
opbloeien:
òpbläöje (L216a Oostrum)
|
opbloeien
III-4-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
doorbloeier:
durbläöjer (L216a Oostrum)
|
bloem, doorbloeiende —
III-4-3
|
21107 |
bloemkool |
bloemkool:
bloemkooël (L216a Oostrum)
|
bloemkool
I-7
|
31257 |
blok voor aambeeld of klein gereedschap |
klots:
klǫts (L216a Oostrum)
|
Het houten blok waarop aambeeld, speerhaken, staken etc. geplaatst worden. Het bestaat doorgaans uit het onderste, dikke gedeelte van de stam van een taaie boomsoort. Zie ook afb. 16. Bij de koperslager uit L 210 vormde het blok de basis voor de ezel, een aambeeldachtig hulpgereedschap dat bestond uit een soort stang waaraan aan één uiteinde een bolle of platte verhoging was aangebracht. In de bovenzijde van het blok waren gaten met verschillende diameters aangebracht die werden gebruikt wanneer in een metalen plaat een bol vlak moest worden geklopt. Vgl. ook de toelichtingen bij de lemmata "ezel" en "matrijs, holblok". Zie voor het woordtype knoer ook RhWb (IV) kol. 1069, s.v. ɛKnurzɛ: "knorriges Stück Holz, Baum-, Aststumpf, Wurzel, schwer spaltbar". De tussen haakjes geplaatste vormen zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma "aambeeld".' [N 33, 41; N 64, 32g; N 66, 13g; N 64, 32d; N 66, 13d; N 66, 5b; monogr.]
II-11
|