e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
traploper loper: luuëper (Oostrum, ... ), traploper: trápluuëper (Oostrum) gangloper || traploper III-2-1
trappaal trappepost: trapǝpǭst (Oostrum), trappost: trappǭst (Oostrum) De eerste, verzwaarde stijl van een trapleuning. [N 55, 137; monogr.] II-9
traproede roede: Ki‰k uut, dat \'r gén roeje van de tráp losligge  roej (Oostrum), traproede: tráproej (Oostrum) metale roede,stang || ronde of platte staaf om een traploper vast te leggen III-2-1
trechter trechter: traechter (Oostrum), tuit: toēt (Oostrum), tuitje: tuutje (Oostrum) spits toelopend trechtertje || trechter III-2-1
trede traptrede: traptrēj (Oostrum), trede: triǝj (Oostrum) Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.] II-9
treiteren plagen: plaoge (Oostrum) plagen III-1-4
treiterkop neetoor: neetoeër (Oostrum) vervelende, geniepige, vittende persoon III-1-4
trek, eetlust honger: hònger (Oostrum) trek in eten III-2-3
trekhaak trekhaak: tre̜khǭk (Oostrum) Soort van tang die wordt gebruikt bij het aanbrengen van de verhitte wielband rond de velg van een karwiel. De trekhaak bestaat doorgaans uit een metalen staaf van ongeveer 2 meter lengte waarvan één uiteinde plat is uitgesmeed en een weinig is omgebogen. Boven het gebogen uiteinde is een beweegbare haak aangebracht. Zie ook afb. 213. Bij het aanbrengen van de wielband wordt het gebogen uiteinde van de haak tegen de velg geplaatst, waarna de wielband met behulp van de haak rond het wiel getrokken wordt. [N 33, 277] II-11
trekzaag, boomzaag kortijzer: kǫrt˱īzǝr (Oostrum) Zaag met een blad van 1.5 tot 2 meter lengte. De twee handvatten van de zaag liggen in het verlengde van het zaagblad en steken daar 30 √† 40 cm boven uit. De trekzaag dient om bomen en ruw hout door te zagen. Ze wordt bediend door twee personen. Zie ook afb. 2. De trekzaag wordt behalve door de houtzager ook door andere houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper zaagt er stukken boomstam mee die ongeveer de lengte van een duig hebben en de klompenmaker de zgn. bollen, stukken boomstam in de lengte van een klomp. [N E, 7; N 18, 128; N 47, 14; N 50, 11a + 17a; N 75, 116a; L 36, 49; Bakeman 8; monogr.] II-12