e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterhoen snaterhennetje: snaeterhenneke (Oostrum) waterhoentje III-4-1
waterige kost dunnigheid: As ge maagpien het, kunde t baest allieën már wat dunneghejd aete  dunneghejd (Oostrum), poelie: De poelie klotst in mienen boek  poelie (Oostrum) vloeibaar dun voedsel || vloeibaar voedsel in de maag III-2-3
waterketel, moor marmiet: mármiet (Oostrum), moor: muər (Oostrum), ge mòt aeges wieëte hoe of òwwe moeër zingt: men is zelf verantwoordelijk voor zijn doen en laten  moeër (Oostrum) oude koperen waterketel die met een smalle rand in het vuur zakt || waterketel III-2-1
watermunt pepermunt: paepermunt (Oostrum) pepermunt III-4-3
waterplant moerplant: moērplânt (Oostrum) moerasplant III-4-3
waterpomptang waterpomptang: wātǝrpomptaŋ (Oostrum) Stalen, verstelbare tang voor het vastgrijpen en monteren van pijpmateriaal, het vast- en losdraaien van moeren, etc. De tang heeft een getande, ronde bek waarmee het materiaal kan worden vastgeklemd. De afstand tussen de bekken van de tang is verstelbaar. Zie ook afb. 69. [N 33, 177; N 64, 52; monogr.] II-11
wecken inmaken: ienmake (Oostrum), wecken: wekke (Oostrum, ... ) levensmiddelen in flesse/glazen potten sterilliseren d.m.v. koken en luchtdicht afsluiten || wecken III-2-3
weduwe wedvrouw: wedvrow (Oostrum), wedvrouwmens: wedvrómmes (Oostrum), weeuw: wew (Oostrum) weduwe III-2-2
weduwnaar wedkerel: wedkél (Oostrum), wedman: wedman (Oostrum), weduwer: wedewer (Oostrum), weeuwaar: O(ud) V(enraays wedewer  wewwer (Oostrum) weduwnaar III-2-2
weegtoestel voor ijzer bascule: baskyl (Oostrum) In dit lemma zijn de antwoorden bijeengeplaatst op vraag N 33, 208: "De weegschaal die gebruikt wordt om zwaar ijzerwerk te wegen." De benamingen in het lemma duiden verschillende weegtoestellen aan. De woordtypen bascule, pondel en unsel zijn specifiek van toepassing op een weegwerktuig met ongelijke armen, waarmee men, door met een klein gewicht aan de lange arm heen en weer te schuiven, een grote last, die aan de korte arm hangt, kan wegen. [N 33, 208] II-11