e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

Gevonden: 1901
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boomstam boomstam: buǝmstám (Oostrum) De stam, ontdaan van kruin, takken en worteleind. [N 50, 13; monogr.] II-12
boomstronk stob: stoeb (Oostrum) stronk ve boom III-4-3
boon, algemeen boon: boeën (Oostrum) boon I-7
boorhouder, boorbeugel boorkop: bōǝrkǫp (Oostrum) Houder of beugel aan een boormachine waarin de boorkolf van het boorijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 120. [N 33, 160] II-11
boormachine boormachine: bōrmašīn (Oostrum) In het algemeen een werktuig dat met behulp van handkracht of een andere aandrijfkracht in beweging wordt gezet en dient om gaten te boren. In de boorhouder van de boormachine wordt daartoe een boorijzer bevestigd. Zie ook de lemmata "handboormachine", "borstmachine", "borstboormachine", "kolomboormachine", etc. [N 33, 122] II-11
booromslag boorzwengel: bōrzweŋǝl (Oostrum) Een soort beugel in de vorm van een letter C met aan de bovenzijde een knop en aan de onderzijde een boorhouder. De booromslag wordt gebruikt om een boorijzer met de hand rond te draaien. De knop wordt daarbij tegen de borst geplaatst, terwijl tegelijkertijd met de beugel een draaiende beweging wordt gemaakt. Zie ook afb. 128. Zie voor het woordtype drouw (Q 121b, Q 284) ook RhWb I, kol. 1437, s.v. Drau: ...das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde, Drehbügel" en Wbd II.6, pag. 1980, lemma "booromslag", woordtype boordroef (L 205, L 206). [N 33, 153-154; N 33, 143; N 33, 121; monogr.] II-11
boortafel tafel: tǫfǝl (Oostrum) Het vaak in hoogte verstelbare deel van de tafel- of kolomboormachine waarop het werkstuk wordt vastgezet. In het werkblad van de boortafel zijn daartoe verschuifbare beugels aangebracht waarmee het te bewerken voorwerp kan worden vastgeklemd. [N 33, 124] II-11
boos nut: cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek p. 137 s.v. "nut"= lelijk, slecht, boos (n.Limb.)  nut (Oostrum) boos III-1-4
borrel drupje: Genne koffie en dröpke tegeliek: geen twee dingen tegelijk doen  dröpke (Oostrum), halfje, een -: Meug ik nog een helfke?  helfke (Oostrum) borreltje || halfje (borreltje) III-2-3
borstel borstel: baors(t)el (Oostrum), bors(t)el (Oostrum), kwast: kwâst (Oostrum), wasser: wesser (Oostrum) borstel || soort borstel om de gootsteen schoon te maken, bestaande uit een bijeen gebonden bosje berkentakjes III-2-1