e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

Gevonden: 1901
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dennenappel pegel: pegel (Oostrum), schobje: schöpke (Oostrum) denneappel || sparappel III-4-3
dennennaalden pitser: pitser (Oostrum) dennenaald III-4-3
dessert achterna: axtərnōͅ (Oostrum) toetje, dessert III-2-3
deugen deugen: deuge (Oostrum) deugen, geschikt zijn, goed zijn best doen III-1-4
deugniet deugeniet: deugeniet (Oostrum), deugeniks: deugeniks (Oostrum), onnut: ònnut (Oostrum), strabander: cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek, p. 197, s.v. "strabender"(bengel, vlegel). Afl. "strabant  strabanter (Oostrum) deugniet || deugniet, rakker || ondeugend kind III-1-4
deur plank: Smiet die plaank ien \'t gat:maak de deur dicht plank. Daor is de waereld mit plaenk toewgenaegeld: Dat is een armzalig gehucht  plaank (Oostrum) deur III-2-1
deurklopper deurklopper: voorloper van de bel  deurklöpper (Oostrum), klopper: klöpper (Oostrum, ... ) klopper op de deur || klopwerktuig III-2-1
deurknop, deurklink klink: kleenk (Oostrum) klink III-2-1
dienblad theeblad: thieëblad (Oostrum) presenteerblad bij het theedrinken III-2-1
dieven, van scheuten dieven: overtollige scheuten weghalen  diēve (Oostrum), pluizen: zijscheuten v planten wegnemen  plūze (Oostrum) dieven v planten || dieven, pluizen I-7