27539 |
geit |
geit:
gē̜t (L216a Oostrum)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
24483 |
geknotte wilg |
roodwilg:
rotwilg (L216a Oostrum),
wilgenpoest:
wilgepoest (L216a Oostrum)
|
de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24488 |
gele narcis |
paasbloem:
posbloem (L216a Oostrum)
|
paasbloem, narcis
III-4-3
|
25188 |
geluid van naderend onweer |
donderen:
doondere (L216a Oostrum),
Opm. dit is J.V. (betekent jonger Venrays - is een nieuwere Venrayse benaming).
dòndere (L216a Oostrum)
|
rommelen van de donder
III-4-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gəmèkkəluk (L216a Oostrum),
gəmèkkələk (L216a Oostrum),
op zijn gemak:
òp zien gəmàk (L216a Oostrum),
óóp sĭĕn gəmak (L216a Oostrum)
|
gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
gemaen (L216a Oostrum)
|
gemeen, laag, slecht
III-1-4
|
18958 |
gemene vrouw |
loeder:
mar.: of "loeder"?; "loeter"is niet in bovenstaande betekenis terug te vinden, wel in bet. van: dommerik, lummel (VD en WNT). Zie echter in WBD III, 1.4 wel het gebruik van "loeter"in bovenstaande bet.
lōēter (L216a Oostrum)
|
kwade vrouw
III-1-4
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachtplaats:
pāxtplats (L216a Oostrum)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
18939 |
gereed |
klaar:
klaor (L216a Oostrum),
vaardig:
verreg (L216a Oostrum),
verrəch (L216a Oostrum)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar, gereed || klaar, gereed, afgewerkt
III-1-4
|
20912 |
gerookt spek |
schinkenspek:
schaenkespek (L216a Oostrum)
|
gerookte mager (doorregen) spek
III-2-3
|