e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

Gevonden: 1901
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geit geit: gē̜t (Oostrum) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geknotte wilg roodwilg: rotwilg (Oostrum), wilgenpoest: wilgepoest (Oostrum) de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)] III-4-3
gele narcis paasbloem: posbloem (Oostrum) paasbloem, narcis III-4-3
geluid van naderend onweer donderen: doondere (Oostrum), Opm. dit is J.V. (betekent jonger Venrays - is een nieuwere Venrayse benaming).  dòndere (Oostrum) rommelen van de donder III-4-4
gemakkelijk gemakkelijk: gəmèkkəluk (Oostrum), gəmèkkələk (Oostrum), op zijn gemak: òp zien gəmàk (Oostrum), óóp sĭĕn gəmak (Oostrum) gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4
gemeen gemeen: gemaen (Oostrum) gemeen, laag, slecht III-1-4
gemene vrouw loeder: mar.: of "loeder"?; "loeter"is niet in bovenstaande betekenis terug te vinden, wel in bet. van: dommerik, lummel (VD en WNT). Zie echter in WBD III, 1.4 wel het gebruik van "loeter"in bovenstaande bet.  lōēter (Oostrum) kwade vrouw III-1-4
gepachte hoeve, pachtgoed pachtplaats: pāxtplats (Oostrum) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
gereed klaar: klaor (Oostrum), vaardig: verreg (Oostrum), verrəch (Oostrum) gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar, gereed || klaar, gereed, afgewerkt III-1-4
gerookt spek schinkenspek: schaenkespek (Oostrum) gerookte mager (doorregen) spek III-2-3