24876 |
haagwinde |
pispotje:
pispötje (L216a Oostrum)
|
haagwinde
III-4-3
|
31994 |
haaks |
haaks:
hǫks (L216a Oostrum)
|
Zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. De haaksheid van een voorwerp kan worden opgemeten met een winkelhaak. [N 53, 199a; monogr.]
II-12
|
32266 |
haalmes |
schalmmes:
sxalmmęs (L216a Oostrum)
|
Lang mes met een gebogen blad en twee houten handvatten. De kuiper gebruikt het haalmes om de binnenzijde van de duig in de lengterichting licht uit te hollen. Zie ook afb. 210. [N E, 16; A 32, 7; monogr.]
II-12
|
34471 |
haan |
haan:
hān (L216a Oostrum),
haantje:
hāntjǝ (L216a Oostrum)
|
Het mannetje van de hoenderen. [N 19, 39; A 39, 3c; A 6, 1a; A 2, 30; L 7, 27; L 14, 19; L 26, 17; L 1a-m; JG 1a, 1b; Wi 13; Wi 17; Gwn 5, 15 add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
17748 |
haar |
haar:
heur (L216a Oostrum)
|
haar [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32888 |
haarspit |
haarbulle:
hārbø̜lǝ (L216a Oostrum)
|
Het haarspit is het draagbare aambeeldje waarop de zeis wordt gehaard. Het bestaat uit een ijzeren pin met een verstaalde enigszins bolle kop, die doorgaans vierkant van omtrek is en tot buiten de pin uitsteekt. Het haarspit kan in de grond worden gestoken (in het veld), of in een haarblok (op de boerderij). Om te verhinderen dat het haarblok te ver in de grond of het haarblok wordt gedreven, heeft men aan het haarspit, enkele centimeters onder de kop, een extra onderdeel vastgemaakt; dit kan bestaan uit enkele ringetjes, meestal twee of vier, een rond of vierkant plaatje, of uit twee dwarspinnetjes (spieën, die doorgaans van hout zijn). Als men het haarspit in de grond steekt, legt men vaak twee blokjes, plankjes of stenen onder de ringetjes of de spieën. De door de informanten opgegeven benamingen voor dit onderdeel van het haarspit staan achteraan in dit lemma. Zie afbeelding 7b, nummer 2. [N 18, 87, JG 1a, 1b, 1d, 2a, 2c; A 4, 28e; L 20, 28e; add. uit N 14, 131; N 18, 68f, 85 en 87; A 23, 16; Lu 1, 16; monogr.]
I-3
|
20782 |
haas |
haas:
haas (L216a Oostrum)
|
haas
III-4-2
|
18986 |
haast hebben |
zijn eigen haasten:
zien aege hoste (L216a Oostrum),
zijn eigen spoeden:
zien aege spoeje (L216a Oostrum)
|
spoeden, haasten || zich haasten, zich spoeden
III-1-4
|
18994 |
haastig |
haastig:
hósteg (L216a Oostrum)
|
haastig, overijld
III-1-4
|
24319 |
hagedis |
ektis:
eektés (L216a Oostrum)
|
hagedis
III-4-2
|