19691 |
handdoek |
handdoek:
hânddoēk (L216a Oostrum)
|
handdoek
III-2-1
|
27222 |
handlanger |
opperman:
upǝrman (L216a Oostrum)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
29922 |
handlangeren |
opperen:
upǝrǝ (L216a Oostrum)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|
31440 |
handschaar |
blikscheer:
blęksxiǝr (L216a Oostrum),
draadscheer:
drǭtsxiǝr (L216a Oostrum),
platenscheer:
plātǝsxīǝr (L216a Oostrum)
|
In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.]
II-11
|
31324 |
handschroef |
handschroef:
hantsxruf (L216a Oostrum)
|
Kleine, ijzeren staartbankschroef waarin men een werkstuk kan vastklemmen. Zie ook afb. 58. De handschroef wordt gebruikt onder meer gebruikt bij het klinken, solderen en met de hand vijlen van kleine voorwerpen. [N 33, 204b; N 33, 241]
II-11
|
31209 |
handvatring |
bandje:
bɛ̄ntjǝ (L216a Oostrum)
|
Kleine metalen band aan het einde van het handvat van een werktuig om het splijten van het hout te verhinderen. [N 33, 251]
II-11
|
19566 |
handveger, stoffer |
handveger:
hândvaeger (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum),
stofveger:
stofvaeger (L216a Oostrum),
veger:
vaeger (L216a Oostrum)
|
handveger || stoffer
III-2-1
|
25056 |
handvol |
handjevol:
haendjevol (L216a Oostrum)
|
handvol, zoveel als een hand vult
III-4-4
|
30214 |
hanebalk |
scheerbalk:
sxęrbalǝk (L216a Oostrum)
|
De doorgaans dubbel uitgevoerde horizontale balk die de spantbenen met elkaar verbindt. Om het doorzakken van de hanebalk te voorkomen wordt aan de bovenzijde ervan de makelaar gemonteerd. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Makelaar' en afb. 49l. [N 54, 165a; N 54, 165b; monogr.; div.]
II-9
|
19373 |
hangslot |
kluister:
kluuster (L216a Oostrum),
Zit \'t kloester òp de port
kloester (L216a Oostrum)
|
hangslot
III-2-1
|