id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20950 | klokhuis | appelenkroos: apələkruəs (Oostrum), áppel(e)kroeës (Oostrum), appelkroos: apəlkruəs (Oostrum), kroos: kroeës (Oostrum) | klokhuis I-7, III-2-3 |
24651 | klokje (alg.) | weiklokje: campanula patula wejklökske (Oostrum) | weideklokje III-4-3 |
18230 | klomp | klomp: klōmp (Oostrum) | In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] II-12 |
32352 | klompenmaker | klompenmaker: klōmpǝmē̜kǝr (Oostrum) | De persoon die het ambacht van klompenmaker uitoefent. [N 97, 1; monogr.] II-12 |
32448 | klompriem | klompenbandje: klōmpǝbē̜ntjǝ (Oostrum), tuigleer: tȳxlē̜r (Oostrum) | Leren band die over de klompopening van de lage en halfhoge klomp wordt bevestigd om te zorgen dat men de klomp tijdens het lopen niet verliest. De klompriem werd doorgaans niet door de klompenmaker, maar door de handelaar of door de klant zelf aangebracht. Een leren band op de klomp spijkeren noemde men in Sint-Truiden (P 176): een klonk beslaan (ǝnǝ kluŋk˱ bǝslōn). [N 60, 214c; N 97, 143; monogr.] II-12 |
32449 | klompspijkertje | klompennagel: klōmpǝnāgǝl (Oostrum) | Kort spijkertje met brede, platte kop waarmee de klompenriem aan de klomp wordt vastgemaakt. [N 97, 144; monogr.] II-12 |
20531 | klonteren | klonteren: kloontere (Oostrum) | klonteren III-2-3 |
31204 | klopboor, muurboor | muurboor: mȳrbōr (Oostrum), steenboor: stiǝnbōr (Oostrum) | Stalen boorijzer dat dient voor het boren van gaten in steen. De klopboor wordt tijdens het slaan met de hamer steeds een weinig gedraaid. Voor zachtere steen is deze boor hol; op deze wijze kan het boormeel worden opgenomen. De woordtypen houwpijp (Q 108), slagpijp (L 299) en pijp (Q 111) verwijzen waarschijnlijk naar dit type boor. Voor harde steensoorten wordt een massieve stang gebruikt die voorzien is van een speciaal bewerkt uiteinde. Volgens Zwiers II (pag. 404) wordt de gewone ɛklopboorɛ ook gebruikt voor het boren van gaten in baksteenmuren; hij wordt dan gewoonlijk ɛmuurboorɛ genoemd.' [N 33, 137; N 33, 164] II-11 |
19405 | klopper, garde | kloprijsje: klopriēske (Oostrum), rijsje: Van dunne geschilde berketakjes maakte men vroeger een bundeltje en dit gebruikte men dan als garde riēske (Oostrum) | soort garde || voorloper van de moderne garde, klopper III-2-1 |
20900 | kluiven | afkluiven: De böt áfkluuëve áfkluuëve (Oostrum) | afkluiven III-2-3 |