31291 |
lasapparaat |
lasapparaat:
las˱aparāt (L216a Oostrum)
|
In het algemeen een toestel om te lassen. Zie ook de toelichting bij het lemma "wellen, lassen". Met de meer algemene woordtypen lasapparaat, schweissapparat (d.) en laspost zal wel vaak een autogeen lasapparaat bedoeld worden. Zie ook afb. 42. [N 33, 188-189; monogr.]
II-11
|
31292 |
lasbrander |
lasbrander:
las˱brandǝr (L216a Oostrum)
|
Lasapparaat dat bestaat uit een metalen buis met tuitvormig mondstuk en twee toevoerleidingen, één voor de brandstof en één voor het verbrandingsmiddel (meestal zuurstof). Als brandstof kan waterstof, lichtgas of acetyleengas worden gebruikt. Zie ook afb. 43. [N 33, 190; monogr.]
II-11
|
31296 |
laskap, lashelm |
laskap:
laskap (L216a Oostrum)
|
Metalen kap met donkergroen ruitje waarmee tijdens het elektrisch lassen hoofd en ogen tegen straling en metaalspetters beschermd worden. De laskap wordt met één hand vastgehouden, de lashelm wordt op het hoofd gezet. Zie ook afb. 46. [N 33, 192]
II-11
|
31295 |
lasstaaf |
elektrode:
ēlɛktrōdǝ (L216a Oostrum)
|
De metalen staaf die bij het elektrisch lassen van metalen als laselektrode dient. De laselektrode smelt daarbij ook en voegt zo metaal toe waarmee de lasnaad wordt opgevuld. De elektrode is ommanteld met een stof die als een soort vloeimiddel fungeert. Tijdens het lassen verdampt een deel daarvan en vormt een gas dat het gesmolten metaal tegen oxidatie beschermt. Op de lasnaad wordt een slak gevormd die met behulp van de lasbikhamer kan worden weggekapt. Zie ook afb. 45. [N 33, 191; monogr.]
II-11
|
31724 |
lat |
lat:
lat (L216a Oostrum
[(meervoud: latǝr)]
)
|
In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.]
II-12
|
24990 |
lauw |
lauw:
laow (L216a Oostrum)
|
lauw, tussen warm en koud
III-4-4
|
19391 |
ledikant |
bed:
Ien bed zitte: ziek zijn Ovver alles wat ien bed wert gezeed, mòt \'n lake werre geleed: Wat in het echtelijk bed wordt besproken moet geheim blijven Van \'t bed òp \'t ströj rake: Van de ene moeilijkheid in de andere raken
bed (L216a Oostrum),
ledikant:
liddekânt (L216a Oostrum)
|
ledikant
III-2-1
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouder:
âlder (L216a Oostrum),
ouderdom:
âlderdòm (L216a Oostrum)
|
leeftijd, ouderdom || ouderdom
III-2-2
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
lēech (L216a Oostrum),
lég (L216a Oostrum)
|
leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
18920 |
leegloper |
leegloper:
leegluuëper (L216a Oostrum)
|
leegloper
III-1-4
|