e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

Gevonden: 1901
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leeuwenbek slofje: scrohilaria ceae  slufke (Oostrum) leeuwenbekje III-4-3
lege eerste koe weischot: węi̯sxǫt (Oostrum) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
lekkerbek spader: Aete as enne spaajer: zeer veel eten  spaajer (Oostrum) goede eter III-2-3
lemmer het scherp: Schi‰te met schaerp  schaerp (Oostrum), lemmet: limmet (Oostrum) scherp van een mes || zijvlak van een mes, bijl III-2-1
lente, voorjaar lente: laente (Oostrum), voorjaar: vurjaor (Oostrum), vroegjaar: (dit is een synoniem voor vurjaor - zie blz. 650).  vroegjaor (Oostrum), (dit is synoniem voor laente en is oud Venrays).  vroegjaor (Oostrum) voorjaar, lente III-4-4
lepe, doortrapte kerel lepe kerel: lieëpe kél (Oostrum) lepe, sluwe kerel III-1-4
lepel lepel: De lepel weggeleed hebbe: gestorven zijn Wie mit d\'n dËvel van ieënen telder wil aete, mòt enne lánge lepel hebbe: wie met slecht volk omgaat moet tegen hen opgewassen zijn  lepel (Oostrum) lepel III-2-1
leunstoel grote stoel: groeëtestoēl (Oostrum), zorg: zörg (Oostrum) leunstoel || stoel met armleuning behorend bij een meublement III-2-1
leven (zn) mensenleven: meenslaeve (Oostrum) mensenleven III-2-2
leverworst leverworst: Mit n schiëf laeverwaorst kunde ennen hoond baeter faeste as mit moj weurd  laeverwaorst (Oostrum) leverworst III-2-3