24342 |
libel en waterjuffer |
glazenmaker:
glazemaeker (L216a Oostrum),
glazensnijder:
glazesneejer (L216a Oostrum)
|
libel, glazenmaker
III-4-2
|
17540 |
lichaam |
lijf:
líf (L216a Oostrum)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
kommerlijk:
kummelek (L216a Oostrum),
spinnorrig:
cf. WNT IX, kol. 2169 s.v. "norrig". Zie "norsch"(zeer onvrienlijk, een slecht humeur toonenende ....)
spinnörig (L216a Oostrum)
|
korzelig, kregelig, kort aangebonden || korzelig, lastig, kribbig, lichtgeraakt
III-1-4
|
18881 |
liefkozen |
knoefelen:
knoēvele (L216a Oostrum),
kozen:
koeëze (L216a Oostrum)
|
knuffelen || kozen, vleien, strelen
III-1-4
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lieveheersbeestje:
liēvenhieërsbieësje (L216a Oostrum),
onzelieveheersbeestje:
òzzeliēvehieërsbieësje (L216a Oostrum)
|
lieveheersbeestje
III-4-2
|
20443 |
lijkbaar |
baar:
baor (L216a Oostrum),
lijkbaar:
liekbaor (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum)
|
baar || lijkbaar
III-2-2
|
20464 |
lijkbidder |
aanspreker:
ánspraeker (L216a Oostrum),
kerkengaanzegger:
buren
kerkegoanzeggers (L216a Oostrum)
|
aanspreker, aanzegger || lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20186 |
lijkstro |
dodenbosje:
De lijkkist werd dan op een wagen of kar geplaatst. De bodem was bedekt met stro. Bij kruispunten van wegen werd halt gehouden en, volgens oud gebruik, een klein bosje stro verbrand. Dit was een overblijfsel van een heidens gebruik, om boze geesten op een dwaalspoor te brengen
dojjeböske (L216a Oostrum),
lijkenstrooi:
liekeströj (L216a Oostrum),
lijkstrooi:
liekstroi (L216a Oostrum),
liekströj (L216a Oostrum),
strooibosje:
Bij begrafenissen stond vroeger de lijkkist op stro op een kar. Bij kruispunten en splitsingen van wegen werd halt gehouden en een klein bosje stro verbrand. Dit was een overblijfsel uit de heidense tijd: een poging om boze geesten op een dwaalspoor te brengen
ströjböske (L216a Oostrum)
|
bosje stro || lijkstro || lijkstroo; Hoe noemt men dit lijkstroo (schoofstroo, reeuwstroo, enz.). Zij er bepaalde uitdrukkingen die hiermee verband houden (bv. hij komt van het bed op het stroo) [VC 03 (1937)] || strobosje (zie toel.)
III-2-2
|
20466 |
lijkwagen |
lijkenwagen:
liek(e)wage (L216a Oostrum)
|
lijkwagen
III-2-2
|
20423 |
lijkweg |
lijkweg:
speciale route die door de begrafenisstoet gevolgd wordt
liekweg (L216a Oostrum)
|
lijkweg
III-2-2
|