19619 |
lucifer |
strijker:
strieker (L216a Oostrum),
strijkhoutje:
striekhäöltje (L216a Oostrum),
zwavelenstekje:
zwaevelestekske (L216a Oostrum)
|
lucifer || luciferhoutje
III-2-1
|
18918 |
lui |
vuil:
voel (L216a Oostrum),
werkschouw:
waerkschòw (L216a Oostrum)
|
lui || werkschuw, lui
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
luuj (L216a Oostrum)
|
lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
20478 |
luier |
kinderdoek:
kienderdoēk (L216a Oostrum),
pisdoek:
pisdoēk (L216a Oostrum),
pisduūk (L216a Oostrum)
|
luier
III-2-2
|
18919 |
luieren |
lapzwansen:
lápswánze (L216a Oostrum)
|
niets doen, de nietsnut uithangen
III-1-4
|
20281 |
luiermand |
kinderuitzet:
kienderuutzet (L216a Oostrum),
kindjeskorf:
kīntjǝskø̜rǝf (L216a Oostrum),
O(ud) V(enraays)
kiendjeskörf (L216a Oostrum),
kindjesmand:
kīntjǝsmant (L216a Oostrum),
O(ud) V(enraays)
kiendjesmând (L216a Oostrum)
|
kinderuitzet || kinderuitzet, luiermand || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.]
II-12, III-2-2
|
19029 |
luilak |
vuilerd:
voelerd (L216a Oostrum)
|
luilak, nietsnut
III-1-4
|
31868 |
maaien |
maaien:
mɛ̄i̯ǝ (L216a Oostrum)
|
Vóór het verschijnen van de maaimachines werd het gras in het algemeen met de zeis gemaaid; de lemma''s van deze paragraaf hebben dan ook alleen op het maaien met de zeis betrekking. Aan het slot van de paragraaf over de zeis komt de grasmaaimachine zelf nog ter sprake. Hieronder zijn opgenomen de algemene benamingen voor het maaien: het afsnijden van het gras, het koren of een ander gewas met de zeis. In dit lemma en in de klankkaart wordt het woord maaien zèlf gedocumenteerd; in het volgende lemma, ''gras (af)maaien'', worden dan de specifieke of afwijkende woorden en woordvormen met betrekking tot het gras opgenomen. Zo zullen in de aflevering over de Akkerbouw de specifieke woorden voor het maaien van het graan en de andere gewassen worden gegeven. In de klankkaart is de klankkleur en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur staan steeds de varianten met j-klank vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 11, add.; N 14, 86 add.; N 18, 67 add.; JG 1a, 1b; A 2, 70; A 3, 38, 40d; A 23, 16; L A2, 325, 483; L 4, 38; L 35, 85; L 39, 41; R 1; RND 122; S 22 add.; Wi 40; Lu 2, 34 II; monogr.]
I-3
|
20509 |
maaltijd |
knap:
knap (L216a Oostrum),
s-zondagseten:
sòndágsaete (L216a Oostrum)
|
lekker en uitgebreid eten || maaltijd
III-2-3
|
31279 |
machinale hamer |
stoomhamer:
stuǝmhāmǝr (L216a Oostrum),
veerhamer:
vē̜rhāmǝr (L216a Oostrum)
|
Hamer, door stoom, perslucht of elektriciteit aangedreven, waarmee zware voorwerpen kunnen worden gesmeed. De machinale hamer wordt doorgaans alleen in fabrieken en grote smederijen gebruikt. Hij bestaat uit een hamergewicht dat tussen loodrechte rails aan een touw of stang is bevestigd en vanaf een bepaalde hoogte naar beneden kan vallen. Wanneer de hamer door stoom wordt aangedreven, spreekt men van een stoomhamer; een hamer op perslucht wordt luchtdrukhamer genoemd. Bij de veerhamer is het hamergewicht aan een bladveer bevestigd om de hamerwerking te verhogen. De veerhamer wordt onder meer gebruikt bij het smeden van spaden en schoppen. [N 33, 70-72; N 33, 76]
II-11
|