e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drachtige merrie vol: vo.l (Opglabbeek), volle meer: vǫl mē̜r (Opglabbeek) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten vijzen: vēͅsə (Opglabbeek), vēͅzə (Opglabbeek) [Goossens 1c (1955b)] [N Q (1966)] I-7
dragen dragen: drachə (Opglabbeek), drage (Opglabbeek), dRagə (Opglabbeek), drāgə (Opglabbeek) dragen [ZND 25 (1937)], [ZND A1 (1940sq)], [ZND m] III-1-2
dragen, gezegd van ijs dragen: drāge (Opglabbeek), dreegt (Opglabbeek) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
dragon dragon: WBD/WLD  dráágōēn (Opglabbeek, ... ) Dragon; een overblijvende plant met smalle gaafrandige bladeren en 3 mm grote bloemhoofdjes waarvan de jonge bladeren dienen als specerij in sla en bij het inmaken van augurken, zilveruitjes, etc. (drakewortel, kloppenkruid, stragoen). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
drank drank: drànk (Opglabbeek), drinkens: drénke(s) (Opglabbeek), zuipens: zóupes (Opglabbeek) drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
draven draven: drāvǝ (Opglabbeek) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: draif (Opglabbeek), drēͅft (Opglabbeek), drééft (Opglabbeek) een lange dreef [ZND 23 (1937)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen grijnzen: grinse (Opglabbeek), Jòngke, sjei toch in ût möt det grinse (of det gegrinsde kri-gs di-jn gòsting toch neet Samenstellingen: grinskluut,grinserd, grinslap, grinsi-jzer  grinse (Opglabbeek) grienen, drenzen || huilerig zeuren III-1-4
dresseren rechtmaken: rechtmaken (Opglabbeek) Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen vóór het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a] II-7