e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eend eend: ē̜.n (Opglabbeek), ē̜n (Opglabbeek) [JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.] I-12
eendenkuiken eendenkuiken: ē̜.nǝkikǝ (Opglabbeek) Het jong van de eend. [JG 1a] I-12
eenentwintigen (kaartspel) eenentwintigen: einentwintige (Opglabbeek) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
eenmaal geschoren schaap schaap: šǭp (Opglabbeek) Vergelijk ook het lemma SCHAAP (2.1.1). [schaap met 6 tanden; heeft de mond vol] I-12
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg enkele ploeg: e.ŋkǝl [ploeg] (Opglabbeek) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.] I-1
eenvoudige of armoedige woning barak: bràk (Opglabbeek), huisje: hĭĕske (Opglabbeek), kadol: kadol (Opglabbeek, ... ), Ze wuundzje doa tiêge de bos aan in èè (klein) kadol  kadol (Opglabbeek), keviep: Och, dat hi-jske is mè ein ermojige keviêp  keviêp (Opglabbeek), lemen kevreep: (van leem)  léjme kevrēp (Opglabbeek) Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)] || hutje || klein, onaanzienlijk achtergebouwtje || krotwoning III-2-1
eer aan de vader glorie zij de vader: glorie zij de vader (Opglabbeek) Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)] III-3-3
eerder te weinig dan te veel gemeten knap: knap (Opglabbeek) Hoe zegt men als een winkelier eerder te weinig dan te veel meet of weegt? Vertaal: Dat is ... gemeten, gewogen. [ZND 36 (1941)] III-3-1
eerlijk eerlijk: Ein iêrlik hart moot vèèl pi-jn li-je: oprechte, eerlijke lieden krijgen vaak veel tegenkanting(en)  iêrlik (Opglabbeek) eerlijk III-1-4
eerste baardharen duivelshaar: divəlshōͅr (Opglabbeek) baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)] III-1-1