e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hazelnoot hazenoot: hazenoet (Opglabbeek), hazenuut (Opglabbeek), hâzənyət (Opglabbeek) hazelnoot [ZND 26 (1937)] III-4-3
hebben hebben: hebə (Opglabbeek) hebben [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
hebzuchtig hebberig: həberich (Opglabbeek) een sterke begeerte naar geld hebben [hebbig, gewarig, greeg (zijn)] [rijven] [N 89 (1982)] III-3-1
hecht van een mes handhaaf: hantef (Opglabbeek), steel: m.  stīəl (Opglabbeek) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] III-2-1
heen en weer schuiven jeukselen: [sic]  jūūksələ (Opglabbeek) Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heer heer: hi.ər (Opglabbeek) heer [RND] III-3-1
hees, schor hees: hēͅis (Opglabbeek), heͅis zen (Opglabbeek), heͅiz (Opglabbeek), hijs (Opglabbeek), hijsch (Opglabbeek) hees [ZND A2 (1940sq)] || hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
heet lopen warm lopen: wɛrǝm lø̜j.pǝ (Opglabbeek) Het heet lopen van de molen als gevolg van het feit dat zich bijvoorbeeld tijdens het malen geen graan tussen de molenstenen bevindt, de stenen bot zijn of het graan niet droog genoeg is. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛleeglopenɛ.' [N O, 36e; Vds 117; Jan 262; Coe 144; Grof 169] II-3
hefboom sluisboom: sly.zbø̜j.m (Opglabbeek) Hefboom waarmee de sluis omhoog wordt getrokken wanneer het sluisijzer voorzien is van gaten. Zie ook afb. 68 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 46; Jan 41; Coe 27; Grof 61] II-3
heg, haag gracht: gracht (Opglabbeek), tuin: tuin is in dialekt huuf en huufke  tûn (Opglabbeek) haag || Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)] III-2-1