| 21295 |
arme mens |
arme mens:
einen erme mins (L416p Opglabbeek),
einən ɛrmə mens (L416p Opglabbeek),
enen erme mins (L416p Opglabbeek)
|
een arme mens [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
| 23355 |
armenbanken |
armenbanken:
ermebank (L416p Opglabbeek)
|
De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 28951 |
armkogel |
kop:
kop (L416p Opglabbeek)
|
De ronding in de armsgatuitsnijding. [N 59, 101b]
II-7
|
| 21489 |
armoede |
armoede:
ermooi (L416p Opglabbeek),
ermooj (L416p Opglabbeek),
eͅrmōt (L416p Opglabbeek)
|
armoede [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
| 28950 |
armsgatuitsnijding |
armuitsnijding:
armuitsnijding (L416p Opglabbeek)
|
De uitsnijding voor de mouw bij het colbert. [N 59, 101a]
II-7
|
| 25055 |
armvol |
armvol:
(h)ervel (L416p Opglabbeek),
eͅrmvəl (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
ęrǝmvǝl (L416p Opglabbeek),
ɛrmvoͅl (L416p Opglabbeek),
ɛrǝmvǫl (L416p Opglabbeek),
(een vervorming van armvol.
(h)ervel (L416p Opglabbeek)
|
armvol [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || armvol (elver, speet, ervel) [ZND A1 (1940sq)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] || ervel, armvol
I-4, III-4-4
|
| 21570 |
arresteren |
aanhouden:
de pelitie het m aangehauwe (L416p Opglabbeek)
|
De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
| 21034 |
as |
as:
as (L416p Opglabbeek),
assen:
assen (L416p Opglabbeek),
asə (L416p Opglabbeek)
|
as [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
| 32824 |
as, spil van de rol |
pegel/peel:
pē.l (L416p Opglabbeek)
|
De in dit lemma verenigde termen betreffen ofwel (elk van) de twee, als as fungerende pinnen in de uiteinden van de houten rol, ofwel de as van de ijzeren paarderol. [JG 1a; JG 1b add.; N 11A, 184e; monogr.]
I-2
|
| 34578 |
asarm |
asstomp:
asstūmp (L416p Opglabbeek)
|
Elk van de uiteinden van de as die door de naven steken. Een asarm is steeds van metaal. [N 17, 53; N G, 48d; monogr]
I-13
|