33613 |
in de moestuin werken |
hoven:
hōͅve (L416p Opglabbeek)
|
[N P (1966)]
I-7
|
28477 |
in de pap liggen |
met melk staan:
met melk staan (L416p Opglabbeek)
|
Eitjes en larven worden door de werkbijen in een pap van stuifmeel, honing en water gelegd. Hierin gedijen ze zeer snel. Men zegt dan "de larven liggen in de pap, in de melk". De cellen zijn dan nog niet verzegeld. [N 63, 22c]
II-6
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
doffen:
doeffen (L416p Opglabbeek),
dŏĕf (L416p Opglabbeek)
|
Met de vuist in de rug slaan (doffen, dompen, stompen, stoten, sjtokken) [N 108 (2001)] || slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19449 |
in de tuin werken |
hoven:
haove (L416p Opglabbeek),
scheren:
sjèèjrə (L416p Opglabbeek)
|
Een tuin verzorgen (in de hof werken, hovenieren, hoven) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32724 |
in de voor |
door de voor:
dūǝ.r dǝ [voor] (L416p Opglabbeek)
|
Het paard dat een karploeg trekt, gaat "in de voor", d.w.z. door de ploeggeul. Als een zwaardere rechtse ploeg door een tweespan getrokken wordt, gaat het rechter paard (van achteren gezien) door de voor. Door de voor gaat ook het rechter wiel van een rechtse karploeg. [JG 1a; N 11A, 141b; monogr.]
I-1
|
22786 |
in een beek baden |
baden:
èn ein biek baajen (L416p Opglabbeek)
|
In een beek baden. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
20383 |
in ondertrouw gaan |
ondertrouw:
ŏĕnətruiw (L416p Opglabbeek)
|
aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaande echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
32711 |
in panden ploegen |
op panden varen:
ǫp pɛn vã.rǝ (L416p Opglabbeek)
|
Panden zijn delen van een akker van gelijke of ongelijke grootte. Men ploegde in panden met name in de herfst. Ook in de tuinbouw is het gebruik bekend. Bij het ploegen in panden ontstaat er meestal een rug in het midden en in elk geval een diepe voor aan de zijkanten van het pand. Men ploegde een akker in panden a) als hij laaggelegen of vochtig was en - indien vlak geploegd - het overtollige water niet kwijt kon worden, b) als men er verschillende gewassen op wilde verbouwen, c) als de akker erg breed was en er dus bij de normale manier van ploegen veel tijd en arbeid verloren ging met het slepen over de lange wendstroken, d) als men te weinig mest had (in arme streken) om de akker in één keer te kunnen ploegen. Het ploegen in panden gebeurde meest met een niet-wentelbare of niet-keerbare ploeg. [N 11A, 130b; N 11, 48 + 49 + 53 add.; JG 1b + 1c + 2c add.; A 33, 1 + 16b add.; monogr.]
I-1
|
18525 |
in stof geplaatste zak |
ingezette zak:
ingezette zakken (L416p Opglabbeek),
passepoil (fr.):
paspaal (L416p Opglabbeek)
|
een in de stof geplaatste zak [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20252 |
in verwachting zijn |
groot gaan:
grūūtgūūn (L416p Opglabbeek),
in positie:
pezi-jsie (L416p Opglabbeek)
|
zwanger || Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|