25449 |
inkuipen |
inzouten:
ęnzawtǝ (L416p Opglabbeek)
|
De stukken vlees rangschikken in de houten kuip waarin ze bewaard worden. Volgens een aantal respondenten (L 163, 265, Q 118, 121, 198) worden de schenken op de bodem gelegd en daarbovenop het spek. Schouderstukken en poten worden ertussen gelegd (L 265). Bovenaan komen ook de ribben te liggen (L 330). [N 28, 111; monogr.]
II-1
|
33182 |
inleggen (in een voor) |
zetten:
zętǝ (L416p Opglabbeek)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19524 |
inmaakpot |
bonenpot:
bii̯nəpoͅt (L416p Opglabbeek),
moespot:
mōspoͅt (L416p Opglabbeek),
moeston:
houten tobbe voor zuurkool:moeston
mōston (L416p Opglabbeek)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21650 |
inmijner? (wbd) |
strooien man:
strūūjəmàəŋ (L416p Opglabbeek)
|
het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29109 |
innemen |
inpakken:
enpakǝ (L416p Opglabbeek)
|
Door het innaaien van zomen of plooien het kledingstuk nauwer maken. [N 62, 23a; MW]
II-7
|
20835 |
inschenken |
inschudden:
sjöd nog mè ins in, want het waas hiêl lekker
insjödde (L416p Opglabbeek)
|
inschenken
III-2-3
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
enšētǝ (L416p Opglabbeek),
schieten:
šētǝ (L416p Opglabbeek)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inslaan:
inslaan
ensloͅn (L416p Opglabbeek),
uitslaan:
y(3)̄tslōͅn (L416p Opglabbeek)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
enspanǝ (L416p Opglabbeek)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
28556 |
interen |
interen:
interen (L416p Opglabbeek)
|
Het aanspreken van de voorraad voedsel door de bijen, die in wintertros bij elkaar hangen. [N 63, 54c]
II-6
|