e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jicht jicht: jecht (Opglabbeek), jicht (Opglabbeek), jiXt (Opglabbeek) jicht [ZND A1 (1940sq)] || Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] || reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)] III-1-2
jokeren (kaartspel) jokeren: joekere (Opglabbeek) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
jong (bijv.nw.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  joenk (Opglabbeek), jònk (Opglabbeek) jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)] III-2-2
jong (bn.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  joenk (Opglabbeek), jònk (Opglabbeek) jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)] III-2-2
jong dat pas kan vliegen stug: stègjo.ŋk (Opglabbeek) Jong dat kan vliegen. [Goossens 1a (1955)] III-3-2
jong dat pluimen begint te krijgen duivelshaar: ei mèt dīvəlshō.r (Opglabbeek) Duivenjong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1a (1955)] III-3-2
jong en kaal vogeltje kakelnestje: kakelnösje (Opglabbeek), vogeltje: vīəgəlkə (Opglabbeek, ... ) vogeltje [ZND 04 (1924)] || vogeltje, pas uit het ei III-4-1
jong en kaal vogeltje adj. kak: kagk (Opglabbeek), zə zīn kak (Opglabbeek) jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)] || vogeltje, pas uit het ei III-4-1
jong mannelijk schaap tot ongeveer een half jaar bokje: bekskǝ (Opglabbeek) [N 77, 4] I-12
jong van een dier jong: juŋk (Opglabbeek), jǫŋk (Opglabbeek), WBD/WLD  jōēnk (Opglabbeek) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] I-11, III-4-2