28978 |
kort stikken |
kortstikken met hand:
kortstikken met hand (L416p Opglabbeek)
|
Smal ten opzichte van de kant stikken. [N 59, 56]
II-7
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (L416p Opglabbeek),
deͅmpex (L416p Opglabbeek),
deͅmpix (L416p Opglabbeek),
kort:
kort van àem (L416p Opglabbeek)
|
dempig [ZND m] || hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
kniebroek:
kniebroek (L416p Opglabbeek),
korte boks:
korte boeks (L416p Opglabbeek),
kortə buks (L416p Opglabbeek),
’n kōͅrtə boks (L416p Opglabbeek)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || een korte broek [N 59 (1973)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
bot:
boͅt (L416p Opglabbeek)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte onderboks:
kortə u:nərbuks (L416p Opglabbeek),
onderboks:
oenderboeks (L416p Opglabbeek)
|
Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
halve overjas:
halve overjas (L416p Opglabbeek),
stoep:
styp (L416p Opglabbeek)
|
korte overjas (hoe zag deze eruit, van welke stof was deze gemaakt) [N 59 (1973)] || overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26630 |
kortmeel |
kort:
kǫrt (L416p Opglabbeek),
kortmeel:
kǫrtmę̄.l (L416p Opglabbeek)
|
Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e]
II-3
|
28601 |
kortwas |
kortwas:
kortwas (L416p Opglabbeek)
|
De bij het opsnoeien van de raten verkregen was. [N 63, 80b]
II-6
|
34520 |
kortwieken |
afkappen:
afkapǝ (L416p Opglabbeek),
kortstaarten:
kortstartǝ (L416p Opglabbeek),
toppen:
topǝ (L416p Opglabbeek)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
34078 |
kossem |
kussen:
(mv)
kesǝs (L416p Opglabbeek)
|
Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107]
I-11
|